Openbaar vervoer
Aantal bus- en tramreizen sinds 2019 sterk gedaald
In 2022 werden er in de provincie Utrecht (werkgebied van vervoersmaatschappijen U-OV en Syntus/Keolis tezamen) ruim 46 miljoen reizen met tram en bus gemaakt. Dit aantal ligt hoger dan in de coronajaren 2020 (31 miljoen) en 2021 (33 miljoen), maar nog altijd fors lager dan in het pre-coronajaar 2019 (63 miljoen). De daling betreft met name het busvervoer (circa -30%). Het aantal tramreizen is in de periode 2019 – 2022 wel toegenomen (+17%). In het begeleidende onderzoeksrapport van de provincie Utrecht wordt niet ingegaan op specifieke oorzaken van deze terugval. Het is waarschijnlijk dat de toename van het thuiswerken sinds de coronatijd een grote rol speelt.
Gunstige rapportcijfers van reizigers
In het algemeen zijn de rapportcijfers van reizigers voor de diverse aspecten van het bus- en tramvervoer vrij hoog te noemen. Gunstig scoort vooral het kunnen vinden van een zitplaats. Reizigers met Syntusbussen waarderen dit gemiddeld met een 9,1, reizigers met U-OV bus met een 8,7, reizigers met U-OV tram met een 8,4. Voor het busvervoer is de minst gunstige waardering voor de stiptheid van het rijden. Reizigers met U-OV bus waarderen dit gemiddeld met een 7,4, reizigers met de Syntusbussen met een 6,9. Tramreizigers zijn relatief het minst positief over de informatie bij instaphaltes (7,7). Het totaaloordeel van reizigers over de OV-ritten kan gemiddeld hoog genoemd worden en schommelt voor de drie vervoersvormen tussen de 7,8 en 8,0.
Bron: Provincie Utrecht (2023); Jaar- en trendrapportage 2022. Openbaar vervoer Provincie Utrecht / Bibliotheek Verkeer en Vervoer - CROW
OV-gebruik wereldwijd gedaald
Door de coronacrisis is er zowel binnen als buiten Nederland een duidelijke voorkeur waargenomen voor individuele vervoerwijzen (zoals fiets, auto e.d.) ten opzichte van collectieve vervoerwijzen (zoals OV). Het gebruik van het openbaar vervoer is wereldwijd zeer sterk gedaald en het is de vraag of na de pandemie het OV-gebruik weer terugkomt op het niveau van voor de crisis. Internationaal onderzoek laat zien dat er groepen mensen zijn die, om het OV te kunnen vermijden, over zijn gegaan tot de aanschaf van een auto of (e-)fiets.
Een belangrijke vraag is in hoeverre de daling van het OV-gebruik tijdens corona ook structurele effecten heeft op de langere termijn. In de Nederlandse context lijkt het overgrote deel van de reizigers te verwachten na corona weer het OV te gaan gebruiken. Uit onderzoek in het eerste coronajaar blijkt dat 70-80% van een groep respondenten verwacht het OV even vaak te gaan gebruiken als zij voor corona deden. Ongeveer 15%-30% zegt het OV veel minder vaak te gaan gebruiken: deze groep is wel beduidend groter dan de groep die verwacht na COVID-19 vaker dan voor corona van het OV gebruik te gaan maken. De prognose is dat het gebruik van het openbaar vervoer netto zal gaan afnemen én dat er ook andere keuzes gemaakt zullen worden in soorten vervoerswijzen. Dit kan leiden tot grotere autoafhankelijkheid. Daling in het OV-gebruik heeft overigens niet alleen te maken (gehad) met het feit dat meer mensen konden thuiswerken en dus geen vervoer nodig hadden, maar ook met de zorg die mensen voelden gemakkelijk besmet te kunnen raken in trein, tram en bus met het coronavirus. In die context wordt er door deskundigen ook gewezen op het feit dat het besmettingsrisico voor groepen in de bevolking ongelijk is. Groepen met lagere inkomens en lagere opleidingsniveaus zijn in het algemeen vaker aangewezen op het OV, en lopen derhalve meer risico op een coronabesmetting. Ook blijkt uit de (internationale) literatuur dat niet elke groep dezelfde zorgen ervaart over reizen met het OV. Meerdere studies tonen aan dat vrouwen zich gemiddeld genomen meer zorgen maken over de hygiëne in het OV dan mannen. Voor de provincie Utrecht geldt dat er op 12 december 2021 een nieuwe dienstregeling voor het Utrechtse openbaar vervoer in zal gaan en dat ondanks de impact van corona, bussen en trams even vaak zullen blijven rijden in het nieuwe jaar als in de oude dienstregeling.
Bron: Maatschappelijke impact van de coronapandemie in de provincie Utrecht. Een tussenstand. (Oktober 2021)
Grote verschillen tussen Utrechtse gemeenten in afstand tot treinstation
De gemiddelde afstand tot een treinstation in Nederland in 2019 is 5 kilometer. In de provincie Utrecht ligt het gemiddelde onder het landelijk gemiddelde: gemiddeld genomen ligt een treinstation hier op 3,9 kilometer afstand. Binnen de provincie bestaan echter grote verschillen tussen gemeenten. Zo hebben de gemeenten Baarn, Veenendaal en Utrecht een treinstation in minder dan 2 kilometer, terwijl inwoners van de gemeenten Wijk bij Duurstede (10,6 km), IJsselstein (11,2 km) en Lopik (15,1 km) gemiddeld ruim verder moeten reizen voor deze voorziening.
Bron: CROW, CBS
Gemiddelde afstand in kilometers tot treinstation gemeenten provincie Utrecht (2016-2019)
|
2016 |
2017 |
2018 |
2019 |
---|---|---|---|---|
Amersfoort |
2,6 |
2,6 |
2,6 |
2,5 |
Baarn |
1,6 |
1,6 |
1,6 |
1,5 |
Bunnik |
2,5 |
2,6 |
2,6 |
2,5 |
Bunschoten |
9,2 |
9,2 |
9,2 |
9,1 |
De Bilt |
2,5 |
2,4 |
2,5 |
2,5 |
De Ronde Venen |
8,8 |
8,8 |
8,8 |
8,8 |
Eemnes |
7,0 |
7,0 |
7,0 |
6,9 |
Houten |
1,9 |
2,0 |
2,0 |
2,3 |
IJsselstein |
11,3 |
11,2 |
11,2 |
11,2 |
Leusden |
6,1 |
6,1 |
6,1 |
6,1 |
Lopik |
15,2 |
15,2 |
15,7 |
15,1 |
Montfoort |
7,4 |
7,4 |
8,0 |
7,2 |
Nieuwegein |
7,5 |
7,3 |
7,3 |
7,4 |
Oudewater |
9,7 |
9,7 |
10,3 |
9,6 |
Renswoude |
4,6 |
4,6 |
4,6 |
4,6 |
Rhenen |
2,6 |
2,6 |
2,6 |
2,7 |
Soest |
2,2 |
2,1 |
2,1 |
2,1 |
Stichtse Vecht |
3,1 |
3,1 |
3,1 |
3,2 |
Utrecht |
1,9 |
1,7 |
1,7 |
1,7 |
Utrechtse Heuvelrug |
4,4 |
4,4 |
4,4 |
4,4 |
Veenendaal |
1,5 |
1,5 |
1,6 |
1,6 |
Vijfheerenlanden |
|
|
|
6,9 |
Wijk bij Duurstede |
10,6 |
10,6 |
10,6 |
10,6 |
Woerden |
3,0 |
3,0 |
3,4 |
2,9 |
Woudenberg |
5,1 |
5,2 |
5,3 |
5,2 |
Zeist |
3,9 |
3,9 |
3,9 |
3,9 |
Bron: CROW, oorspronkelijke bron: CBS – nabijheid van voorzieningen
Inwoners provincie Utrecht hebben bovengemiddeld aandeel OV-haltes of stations binnen bereik
Uit de Staat van het OV 2019 van CROW blijkt dat in 2018 in Nederland gemiddeld 91,9% een ov-halte of station binnen bereik heeft. ‘Binnen bereik’ betekent dat er vanaf de woonplek binnen een straal van 500 meter een bus- of tramhalte gelegen is en/of binnen 1.000 meter een metro- of sneltramhalte en/of binnen 2.0000 meter een treinstation en/of binnen 3.000 meter een Intercitystation. Voor ov-autoriteit Utrecht ligt dit aandeel hoger op 95,5% en is stabiel sinds 2004. Utrecht neemt een derde plek in, na Vervoerregio Amsterdam (97,4%) en Metropoolregio Rotterdam Den Haag (97,5%).
Bron: CROW (2019); Staat van het OV.
Percentage van de bevolking met een OV-halte of station binnen bereik (2004-2018)
OV-autoriteit |
2004 |
2006 |
2008 |
2014 |
2016 |
2018 |
---|---|---|---|---|---|---|
Groningen |
92,3% |
91,3% |
92,1% |
92,4% |
92,1% |
91,4% |
Friesland |
87,8% |
87,1% |
85,0% |
86,4% |
86,6% |
87,0% |
Drenthe |
85,5% |
84,6% |
85,0% |
84,8% |
80,6% |
77,8% |
Overijssel |
87,9% |
88,1% |
88,1% |
88,3% |
88,5% |
88,2% |
Flevoland |
91,1% |
89,6% |
89,8% |
89,9% |
89,5% |
89,4% |
Gelderland |
86,2% |
85,5% |
87,8% |
88,3% |
88,4% |
88,2% |
Utrecht |
95,5% |
95,4% |
96,1% |
95,8% |
95,7% |
95,5% |
Noord-Holland |
95,3% |
95,2% |
95,3% |
95,1% |
95,4% |
94,7% |
Vervoerregio Amsterdam |
97,4% |
97,7% |
97,5% |
98,0% |
97,9% |
97,4% |
Zuid-Holland |
93,7% |
94,3% |
94,4% |
94,5% |
94,5% |
94,2% |
MRDH |
98,0% |
98,0% |
98,2% |
97,7% |
97,7% |
97,5% |
Zeeland |
82,1% |
84,4% |
86,2% |
86,9% |
85,2% |
85,1% |
Noord-Brabant |
88,3% |
88,1% |
88,9% |
89,4% |
89,4% |
89,2% |
Limburg |
91,3% |
91,3% |
92,6% |
92,8% |
92,5% |
91,3% |
Nederland |
91,8% |
91,6% |
92,2% |
92,4% |
92,3% |
91,9% |
Bron: CROW, Staat van het OV
In de databank vindt u ondere andere de indicatoren:
- Percentage inwoners zonder ov-haltes in de omgeving
- OV-tevredenheid burger
Meer weten?
CROW. 2022. Staat van het regionale Openbaar Vervoer 2021
Deltametropool et al. 2018. De knooppunten van de provincie Utrecht uitgelegd