Natuur
Bodemdaling belangrijk beheersthema in provincie Utrecht
Bodemdaling kan ontstaan door onder andere geologische processen, gas- of aardoliewinning, ophoging of oxidatie. Voor de provincie Utrecht zijn vooral de laatste twee van belang. Deze bodemdaling komt voor in de klei- en veengebieden van de provincie (zie figuur). Bodemdaling is al jaren een issue bij waterschappen, gemeenten en provincie. Vooral vanwege de kosten die het tot gevolg heeft maar ook vanwege de uitstoot van broeikasgassen die er mee gepaard kan gaan. De provincie heeft het beperken van bodemdaling opgenomen in haar Omgevingsvisie. Waterschappen de Stichtse Rijnlanden (HDSR) en Amstel, Gooi en Vecht (AGV) hebben beleid gemaakt voor het peilbeheer waarmee bodemdaling wordt beperkt. Het Klimaatakkoord heeft als doelstelling de reductie van broeikasgasuitstoot met 1 Mton/jr voor heel Nederland. Meer aandacht voor bodemdaling in het stedelijk gebied is van belang om in bestaand en nog te bebouwen gebied schade door zetting te beperken. Door bewust te zijn van het fenomeen zetting kunnen, bij het ophogen ten behoeve van nieuwe wijken, bijvoorbeeld keuzes worden gemaakt waardoor zettingsarm wordt gebouwd. In bestaande wijken is de aanpak zeer kostbaar en kan bestaan uit het onderheien van wegen en leidingen of het vervangen van de zware ophooglaag van zand en asfalt door lichtere materialen. Oxidatie van veenbodems kan worden beperkt door deze bodems natter te maken. Dit kan door het verhogen van de grondwaterstand door het verhogen van het slootpeil. Maar dit is minder effectief dan het inbrengen van water in de bodem via infiltratiebuizen (zogenaamd Water Infiltratie Systeem). Dit laatste is wel kostbaarder.
Bron: Provincie Utrecht
Bodemdaling door ophoging
Door het ophogen van de bodem door ophoogzand en asfalt van wegen ontstaat er extra druk van bovenaf op de onderliggende bodemlagen. Klei en vooral veen zijn samendrukbaar waardoor de dikte van deze lagen zal afnemen door de gewichtstoename. In feite hetzelfde principe geldt voor het oppompen van water uit de ondergrond. In dit geval vermindert de druk van onderaf, waardoor de bovenliggende lagen onder hun eigen gewicht worden samengedrukt. In beide gevallen spreekt men van zetting. Zetting gaat eerst snel en neemt in de loop van de tijd sterk af. Zetting treedt vooral op in het stedelijk gebied waar veen en klei onder ophoogzand en wegen zijn verdwenen.
Bron: Provincie Utrecht, https://bodemdalingskaart.nl/nl/
Bron: Regionale veenweidenstrategie provincie Utrecht
NB: De gevoeligheid voor zetting neemt af in de volgorde veen-klei op veen-klei-dun veen. De wijze van ophogen en bouwen heeft echter een heel grote invloed op de werkelijke zetting. De kaart geeft derhalve een zeer globaal beeld.
Bodemdaling door oxidatie
Oxidatie treedt op in veengronden. Deze gronden zijn in het landelijk gebied overwegend in gebruik door de landbouw. Boven het grondwaterniveau kan zuurstof van bovenaf indringen. Micro-organismen gebruiken de zuurstof om de organische stof uit het veen te oxideren (verbranden) en de organische stof wordt daarbij omgezet in CO2 en verdwijnt in de lucht. Hierdoor zakt de bodem. Omdat dit proces vooral plaatsvindt bij hogere bodemtemperaturen, is de grondwaterstand in de zomer bepalend voor de mate van verbranding van organische stof. Bij hoge zomergrondwaterstanden verbrandt minder veen dan bij lage grondwaterstand. Vanwege de daling van het maaiveld, als gevolg van de oxidatie, worden de gronden minder geschikt voor de landbouw en wordt het waterpeil veelal na verloop van tijd naar beneden bijgesteld. Dit is weer een stimulans voor verdere oxidatie, waarmee er sprake is van een vicieuze cirkel.
Bron: Provincie Utrecht, https://bodemdalingskaart.nl/nl/
Veenbodem in gemeenten provincie Utrecht, naar grootte van oppervlak (2021)
Gemeente |
Oppervlak veenbodems (ha) |
Oppervlak veenbodems (%) |
Broeikasgasuitstoot (ton per jaar) |
---|---|---|---|
De Ronde Venen |
7569 |
18 |
78770 |
Vijfheerenlanden |
7122 |
16 |
40799 |
Woerden |
6334 |
14 |
67641 |
Stichtse Vecht |
4978 |
11 |
43802 |
Lopik |
4568 |
10 |
36581 |
Oudewater |
3396 |
8 |
32666 |
Bunschoten |
2142 |
5 |
15095 |
Montfoort |
1769 |
4 |
12853 |
Eemnes |
1590 |
4 |
12309 |
De Bilt |
1323 |
3 |
3291 |
Utrecht |
716 |
2 |
4000 |
Amersfoort |
589 |
1 |
2655 |
Utrechtse Heuvelrug |
497 |
1 |
133 |
Baarn |
455 |
1 |
2603 |
Soest |
402 |
1 |
1551 |
Rhenen |
395 |
1 |
1360 |
Wijk bij Duurstede |
204 |
0 |
870 |
Leusden |
153 |
0 |
0 |
IJsselstein |
144 |
0 |
728 |
Veenendaal |
99 |
0 |
133 |
Renswoude |
96 |
0 |
45 |
Houten |
72 |
0 |
101 |
Woudenberg |
65 |
0 |
36 |
Nieuwegein |
10 |
0 |
7 |
Totaal |
44687 |
|
358088 |
Bron: Regionale veenweidenstrategie provincie Utrecht
Bodemdaling door oxidatie in landelijk gebied provincie Utrecht (2015)
Bron: Regionale veenweidenstrategie provincie Utrecht
NB: Voor de schatting van de gemiddelde bodemdaling per jaar is een vergelijking gemaakt tussen de dataset van het Actueel Hoogtebestand Nederland 3 (2011-2019) en van de data van de Meetkundige Dienst van Rijkswaterstaat (tussen 1951 en 1971). De hier gepresenteerde bodemdaling is een gemiddelde over de periode tussen de twee datasets. Dat wil niet zeggen dat de bodemdaling over deze periode steeds hetzelfde is geweest. De trend van de laatste 20 jaar is dat bij nieuwe peilbesluiten de peilen minder worden verlaagd, wat er toe zal leiden dat de bodemdaling tegenwoordig minder sterk kan zijn. Ook is eind vorige eeuw een aantal ruilverkavelingen uitgevoerd (Eemland, Oukoop-Kortrijk, Lopikerwaard) waarbij polderpeilen soms flink zijn verlaagd. Dit kan in ieder geval tijdelijk een versnelling van de bodemdaling hebben veroorzaakt.
Op basis van deze bodemdalingsgegevens is een ruwe inschatting gemaakt van de jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen uit de veenbodems in Utrecht. Deze is ca. 0.36 Mton. Dit komt overeen met ongeveer 8 ton/ha/jr. Over de wijze van berekenen van de broeikasgasuitstoot van broeikasgassen loopt nog een wetenschappelijke discussie, dus dit getal kan nog aan verandering onderhevig zijn.
Gevolgen van bodemdaling binnen provincie Utrecht
Door zetting kan schade aan woningen en infrastructuur ontstaan. Als de straat wegzakt en de (onderheide) woning niet, kunnen leidingbreuken optreden. Verzakte wegen en tuinen moeten weer opgehoogd worden. Dit alles brengt kosten met zich mee voor gemeenten en particulieren. Bij het oxideren van veen komt CO2 vrij, wat een bijdrage levert aan de klimaatverandering. Niet alleen komt CO2 vrij, maar ook spoelt stikstof, fosfaat en sulfaat uit naar het oppervlaktewater. Dit heeft weer een negatieve invloed op de waterkwaliteit. Doordat in natuurgebieden een ondiepere grondwaterstand wordt ingesteld dan in de omliggende (landbouw)gebieden, daalt de bodem minder en komt het natuurgebied relatief hoger te liggen. Omdat water altijd het laagste punt zoekt, stroomt er dan water via de ondergrond naar de omliggende lagere gebieden. Het water in het natuurgebied moet dan weer worden aangevuld. Water dat vaak voor natuur ongewenste kwaliteit heeft. Omdat in zowel het stedelijk gebied als in het landelijk gebied de bodem niet overal even hard daalt, betekent dat dat het waterschap het watersysteem (peilen, waterscheidingen, dijken) intensiever moet beheren en af en toe aan moet aanpassen. Dit brengt uiteraard kosten met zich mee.
Bron: Provincie Utrecht
Verschillen in bodem- en waterkapitaal per gemeente
Universitair kenniscentrum Telos heeft in 2020 voor alle gemeenten in Nederland in kaart gebracht over welk ecologisch (en sociaal cultureel en economisch) kapitaal zij beschikken. Het ecologische kapitaal is opgebouwd uit (relatieve) kapitaalscores op het gebied van bodem1, water2, afval en grondstoffen, energie, natuur en landschap, externe veiligheid en hinder3 en lucht.
Hoge totaalscoorders op het gebied van ecologisch kapitaal binnen de provincie Utrecht zijn Leusden (57.5), De Bilt (56.4) en Rhenen (55.3). Lage scoorders zijn Veenendaal (43.7), Amersfoort (46.6) en Bunnik (46.7). Vijfherenlanden staat op de vierde plek wat betreft waterkwaliteit van alle Nederlandse gemeenten. Nieuwegein is tweede van Nederland wat betreft energiegebruik.
Vanuit de provincie Utrecht wordt gekeken hoe er samen met partijen gebiedsgericht gewerkt kan worden aan de goede balans tussen benutten en beschermen van bodem en ondergrond in relatie tot bovengrondse ontwikkelingen en maatschappelijke opgaven.
- De voorraad ‘bodem’ is opgebouwd uit de indicatoren ‘humane spoedlocaties’, ‘ecologische spoedlocaties’, ‘verspreiding spoedlocaties’, ‘stikstof depositie’, ‘verhard oppervlakte’.
- De voorraad ‘water’ is opgebouwd uit de indicatoren ‘kwaliteit waterflora’, ‘kwaliteit visstand’, ‘kwaliteit macrofauna’, ‘fysisch-chemische kwaliteit’, ‘prioritaire stoffen’, ‘specifiek verontreinigde stoffen’, ‘emissies stikstof’, ‘emissies fosfaat’.
- De voorraad ‘externe veiligheid en hinder’ is opgebouwd uit de indicatoren ‘geluidbelasting’, ‘lichtbelasting’, ‘hittestress’, ‘aardbevingen’, ‘wateroverlast’, ‘overstromingen’, ‘risico bedrijven’.
Bron: Telos (2020); Nationale monitor duurzame gemeenten 2020.
Faunapassages tegen ontsnippering van natuurgebieden
Door de aanleg van wegen, vaarwegen en spoorwegen zijn de natuurgebieden in Nederland in de afgelopen decennia als het ware versnipperd geraakt. In het wild levende dieren zijn daardoor steeds meer vast komen te zitten in een onnatuurlijk klein leefgebied. Door het realiseren van o.a. ecoducten, ecoduikers, faunatunnels en makkelijk uittreedbare oevers rondom bestaande rijksinfrastructuur wordt het landschap weer ontsnipperd. Zo kunnen bijvoorbeeld wilde zwijnen, otters, herten, dassen, salamanders, kikkers en zelfs vleermuizen weer veilig oversteken. Deze dieren krijgen zo meer leefruimte, toegang tot voedsel en schuilplaatsen en ze vinden makkelijker een geschikte partner. De kans op faunaslachtoffers door aanrijdingen met weg- en treinverkeer of verdrinking neemt ook af. Sinds 2005 is het grootste deel van de ontsnipperingsmaatregelen in de provincie Utrecht uitgevoerd.
Bron: Meerjarenprogramma ontsnippering
De rol van groen bij het bevorderen van biodiversiteit in de stedelijke omgeving
Vanuit wetenschappelijk perspectief (onder andere de ecologie) is er in de afgelopen decennia in toenemende mate aandacht gegroeid voor het thema van de biodiversiteit. Er leeft zorg dat het natuurlijke ecologische evenwicht, met name ook in stedelijke omgevingen, verder verstoord raakt door bijvoorbeeld de afname van biodiversiteit. Biodiversiteit is een graad van verscheidenheid aan levensvormen binnen een gegeven ecosysteem en wordt vaak gebruikt als indicator voor de gezondheid van dat ecosysteem. Het streven naar ecologisch evenwicht, en in het verlengde daarvan, naar biodiversiteit, is niet alleen een maatschappelijke opgave, maar ook een in de Wet Natuurbescherming verankerde opdracht voor de provincie. Om de doelstellingen van deze wet concreet te maken heeft de provincie Utrecht in 2017 een beleidskader en natuurvisie opgesteld. Hierin worden internationale verplichtingen op het vlak van bescherming van biologische diversiteit concreet gemaakt. Het stoppen van de teruggang van de biodiversiteit heeft in de visie prioriteit.
Bron: Staat van Utrecht (2018); Groen in en om de stad.
Opkomst van provinciale Living Planet Index
Voor het weergeven van trends in biodiversiteit (voor- of achteruitgang) wordt wereldwijd de Living Planet Index (LPI) gebruikt. De provinciale LPI’s zijn relatief nieuw en nog volop in ontwikkeling. Voor de provincie Utrecht zijn er LPI’s beschikbaar voor broedvogels, reptielen, amfibieën, vlinders, libellen, zoetwatervissen en zoogdieren. De LPI van de provincie Utrecht, van alle soorten waarvoor tenminste een matig plausibele trend kan worden berekend (217 soorten) laat tussen 1990 en 2018 een matige toename zien: 93 soorten gaan vooruit, 50 soorten nemen af, 74 soorten zijn stabiel en van één soort is de trend onzeker. De analyse betreft voor het overgrote deel de meer algemene soorten. Van de zeldzame, bedreigde soorten, die over het algemeen het meest achteruitgaan, is het in de meeste gevallen niet mogelijk om een statistisch verantwoorde uitspraak te doen over een trend. Ook zijn soortgroepen waarover minder of geen gegevens zijn, zoals sprinkhanen, bijen, paddenstoelen en mossen, maar die wel relevant zijn voor de biodiversiteit en de natuurkwaliteit, niet vertegenwoordigd in deze indicator. Daarom is deze index niet representatief voor de gehele biodiversiteit van Utrecht. Wel is duidelijk dat de algemenere soorten van de goed onderzochte soortgroepen vooruit gaan. Dat het met de gehele biodiversiteit niet goed gaat, is bijvoorbeeld af te lezen uit de sterke achteruitgang van boerenlandvogels en de florakarteersoorten en het verdwijnen van ammoniakgevoelige korstmossen.
Bron: Tweede Rapportage Natuur (2017 – 2020), van de Provincie Utrecht
In 9 van de 10 Utrechtse Natura-2000 gebieden te veel stikstof
Als teveel stikstof, in de vorm van stikstofoxiden (voornamelijk van verkeer en industrie) en ammoniak (voornamelijk van de landbouw) in de natuur komt, verzuurt de bodem. Daar kunnen bepaalde planten niet tegen en die sterven af. Daarmee verdwijnen ook dieren die daarvan leven, zoals bijen en insecten, die op hun beurt weer belangrijk zijn voor de bestuiving van onze gewassen en onze voedselproductie. Een teveel van deze stikstofvormen heeft ook een nadelige invloed op onze gezondheid via de verontreiniging van de lucht en het grond-, oppervlakte- en drinkwater. Ze reageren in de lucht en vormen fijnstof en ozon en die vergroten de kans op luchtwegaandoeningen. Sinds de stop van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) op 29 mei 2019, zijn veel bouwprojecten stil komen te liggen. Dit is problematisch voor de woningbouw omdat daar de nood en de maatschappelijke impact het hoogst is. Daarom heeft het kabinet maatregelen genomen voor de vermindering van stikstofneerslag, om zo ruimte te bieden aan de woningbouwopgave. Samen met het Rijk, provincies, boeren, terrein beherende organisaties, bouwers en overige maatschappelijke partijen zoekt de provincie Utrecht naar mogelijkheden om én de natuur herstellen én maatschappelijk economische ontwikkelingen door te laten gaan. De Utrechtse aanpak stikstof bestaat uit meerdere onderdelen: natuur, landbouw en gebiedsgerichte aanpak. Per Natura-2000 gebied wordt bekeken welke maatregelen extra nodig zijn naast de al eerder geplande maatregelen om ten eerste de neerslag van stikstof te verminderen en ten tweede de natuur sterker te maken. In deze aanpak werkt de provincie de maatregelen uit samen met andere opgaven, zoals bodemdaling of de kringlooplandbouw.
Bron: Stikstof en Natura 2000 - BIJ12, Aanpak stikstof | provincie Utrecht (provincie-utrecht.nl), Aanpak Stikstof van het Rijk https://www.natura2000.nl/gebieden
Groen groeit mee
De komende jaren tot 2040 zijn er ruim 100.000 extra woningen gepland in de provincie Utrecht. De Utrechtse overheden hebben samen afgesproken om het groen mee te laten groeien en 10.000 hectare extra groen te realiseren (vanaf 1992). Dit groen kan multifunctioneel zijn. Het streven is een gezamenlijke aanpak zodat er goede verbindingen tussen het groen ontstaan.
Bron: PU website; ‘Groen groeit mee’, MJPO.nl
Provincie Utrecht heeft relatief weinig open natuurlijk terrein per inwoner
Uit CBS-cijfers (2015) blijkt dat de verhouding open natuurlijk terrein (zowel ‘nat’ als ‘droog’) per inwoner in de provincie Utrecht uitkomt op 0,002 hectare per inwoner. Dat is het minste van alle provincies. Gemiddeld in Nederland is deze verhouding 0,009 ha/inw. De provincies Friesland (0,046), Drenthe (0,029) en Zeeland (0, 027) scoren het gunstigst. De provincie Utrecht is met Zuid-Holland daarmee ook de provincie met relatief het meeste bebouwd terrein: 16%. Dit is terrein voor wonen, detailhandel, horeca, openbare voorzieningen, sociaal culturele voorzieningen en bedrijventerrein. Voor heel Nederland is het gemiddelde 9%. De oppervlakte bos en open natuurlijk terrein is voor Nederland gemiddeld 12%; voor Utrecht is dit 14%. Utrecht komt daarmee op de vierde plaats na Gelderland (22%), Drenthe (17%), Noord-Brabant (17%) en Limburg (16%).
Bron: CBS
Voor 2027 wil de provincie Utrecht 1.570 hectare nieuwe natuur in realiseren
Nabijheid van groene en relatief rustige (recreatie)gebieden worden door velen van belang geacht voor de gezondheid. Voldoende aanbod van gevarieerde natuur, recreatieve en culturele voorzieningen heeft een direct effect op de geestelijke en lichamelijke gezondheid van mensen en zorgt voor ontspanning. Het is één van de ambities van de provincie Utrecht om nieuwe natuur te blijven ontwikkelen. Van 2011 tot 2020 is in de provincie Utrecht 954 hectare nieuwe natuur gerealiseerd. Het is de ambitie van de provincie om 1.570 hectare nieuwe natuur gerealiseerd te hebben in 2027. Daarvoor moet nog 636 hectare verworven worden. De provincie is afhankelijk van de bereidheid en wensen van eigenaren om gronden te kunnen omvormen ten behoeve van natuur. Dat wordt bemoeilijkt door de grote druk op de gronden, vanuit agrarische doelen en bedrijven en investeerders die zich op de grondmarkt begeven. In vergelijking met andere provincies hebben alleen Groningen en Zeeland minder natuur dan Utrecht.
Bron: Provincie Utrecht (2021); Rapportage natuur 2017-2020.
Databank
In de databank vindt u onder andere de indicatoren:
- Oppervlakte natuur
- Oppervlakte bos
- Oppervlakte open natuurlijk terrein
- Oppervlakte nieuwe natuur
- Aantallen spoedlocaties bodemverontreiniging
- Aantallen open WKO systemen
Meer weten?
PBL et al. 2018. Naar een Kennisagenda voor Vermaatschappelijking van Natuur