Taal- en digitale vaardigheid
Relatief beperkte laaggeletterdheid in provincie Utrecht
Je bent als volwassene laaggeletterd, als je moeite hebt met lezen, schrijven en/of rekenen. We leven in een digitale kennissamenleving en de overheid streeft ernaar alle overheidsdiensten digitaal aan te bieden. Beheersing van taalvaardigheden, rekenvaardigheden en digitale vaardigheden is noodzakelijk om te participeren in de hedendaagse samenleving en op de arbeidsmarkt. De groep laaggeletterden in Nederland is heel divers. Dat maakt het voor gemeenten moeilijk om gericht beleid te maken voor de aanpak van laaggeletterdheid. Het Research Centre for Education and the Labour Market (ROA) schat dat gemiddeld 12% van de mensen in Nederland tussen de 16 en 65 jaar laaggeletterd is. Hierin zijn de groepen laaggecijferden en mensen met lage digitale vaardigheden niet meegenomen. In de arbeidsmarktregio Midden-Utrecht is het geschatte aandeel laaggeletterdheid 5% en in de arbeidsmarktregio Amersfoort 7%.
Bron: Geletterheidinzicht.nl
Laaggeletterdheid verschilt per gemeente
Voor de gemeenten in de provincie Utrecht geldt dat er naar schatting relatief weinig laaggeletterden (tussen de 16 en 65 jaar) wonen in Soest, Utrecht, Woerden en De Bilt (2-3%). Relatief veel laaggeletterden (10-12%) wonen er naar schatting in de gemeente Zeist en Nieuwegein.
Sinds 2020 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de aanpak van laaggeletterdheid. Hieronder valt de ontwikkeling, uitvoering en monitoring van een aanpak waarin laaggeletterden worden gevonden en opgeleid. Stichting Lezen en Schrijven is door de Rijksoverheid gevraagd om de gemeenten hierin te ondersteunen. Om zoveel mogelijk laaggeletterden te bereiken is een integrale aanpak belangrijk.
Provincie Utrecht: thuis het minst vaak dialect of andere taal gesproken
In de provincie Utrecht wordt thuis relatief het minst vaak in een dialect of andere taal dan Nederlands gesproken. 91% van de Utrechters van 15 jaar en ouder communiceert thuis in het Nederlands. In de provincie Limburg wordt thuis het minst vaak Nederlands gesproken (46%) en spreekt men vooral de regionale taal Limburgs (46%).
Voor heel Nederland geldt dat ruim 10% van de 15-plussers thuis een van de drie door de overheid erkende regionale talen spreekt: Fries (2%), Nedersaksisch (5%) of Limburgs (3%). Het Nedersaksisch wordt vooral voor in Gelderland, Overijssel, Drenthe en Groningen gesproken. Een dialect wordt door ruim 5% van de 15-plussers in Nederland thuis het meest gesproken en een andere taal, zoals Turks, Engels, Pools of Marokkaans/Berbers, door ruim 8%. Deze andere talen worden het vaakst in Flevoland (11%), Noord-Holland (11%) en Zuid-Holland (11%) gesproken. In de provincie Utrecht betreft dit 6%.
In totaal is in Nederland bij bijna een kwart van de 15-plussers de voertaal thuis geen Nederlands, maar een dialect, een regionale taal of een andere taal. Het gebruik van dialect als voertaal thuis, neemt af naarmate de opleiding hoger is. Bij een andere taal komt het thuisgebruik zowel bij de laagst (18%) als de hoogstopgeleiden (11%) meer voor. Bij de eerste groep gaat het dan hoofdzakelijk om talen als Pools, Turks, Chinees/Mandarijn en Marokkaans/Berbers. Bij de tweede groep gaat het om Engels.