Basis- en voortgezet onderwijs
Fietsen naar de middelbare school
In Nederland lag in 2021 de dichtstbijzijnde middelbare school op gemiddeld 2,3 kilometer fietsen van de woning van de leerling af. Dat is bijna vier keer zo ver als de gemiddelde fietsafstand naar de dichtstbijzijnde basisschool (0,6 kilometer). De fietsafstand tot een middelbare school was met 0,4 kilometer het kleinst voor bewoners van Schiermonnikoog. Inwoners van Noord-Beveland moesten gemiddeld 11,5 kilometer fietsen naar de dichtstbijzijnde middelbare school.
Ook binnen de provincie Utrecht zijn er forse verschillen zichtbaar in de gemiddelde fietsafstand naar de dichtstbijzijnde middelbare school. In de gemeenten Utrecht en Amersfoort (1,1 km) is de gemiddelde fietsafstand tot de dichtstbijzijnde middelbare school het laagst. Daarentegen zijn er ook gemeenten waar scholieren gemiddeld ver moeten fietsen. In de gemeenten Oudewater (7,4 km), Lopik (6,8 km) en Renswoude (6,6 km) is de gemiddelde fietsafstand tot de meest nabije middelbare school het langst.
80.000 voortgezet onderwijsleerlingen in provincie Utrecht
In de provincie Utrecht volgden in het schooljaar 2022/2023 meer dan 80.000 jongeren voortgezet onderwijs. Op het mbo zitten in de provincie Utrecht ruim 31.000 leerlingen, het grootste deel (73%) volgt daarbinnen een zogenaamd BOL-traject (Beroeps Opleidende Leerweg) waarbij leerlingen regulier naar school gaan afgewisseld met stageperiodes. De overige 27% van de mbo-leerlingen volgt een BBL-traject (Beroeps Begeleidende Leerweg) waarbij zij het grootste deel van de week werken bij een erkend leerbedrijf, en één of twee dagen per week naar school gaan.
Schooladvies 2020 valt voor sommige groepen lager uit
Het feit dat gedurende in ieder geval de eerste 17 maanden van de coronapandemie veel kinderen en jongeren niet op de ‘gewone manier’ naar school konden, heeft veel consequenties gehad die zeer waarschijnlijk op dit moment nog lang niet allemaal in kaart zijn gebracht. Eén van de maatregelen die ten tijde van de pandemie is genomen, betreft het schrappen van de eindtoets op het basisonderwijs in 2020. Volgens het SCP is deze maatregel niet zomaar voor alle leerlingen in het voordeel. Nadelig was het voor de groep die juist door de eindtoets een hoger doorstroomadvies zou hebben gekregen. Door het wegvallen van de eindtoets kregen met name meisjes en leerlingen uit lagere sociaaleconomische klassen te maken met een lager schooladvies. Voor deze kinderen geldt dat zij hierdoor in de toekomst ook mogelijk verslechterde arbeidsmarktkansen krijgen. Scholen en onderwijsinstellingen zijn sindsdien aan de slag geweest om leerlingen en studenten te helpen met de gevolgen van het coronavirus (Rijksoverheid, 2022). Dit levert verschillende resultaten op. Bij begrijpend lezen zijn leerlingen op de basisschool zo goed als bij, maar bij bijvoorbeeld spelling zijn de leerlingen vorig jaar nog steeds minder vooruitgegaan dan verwacht. Op het voortgezet onderwijs blijkt dat leerlingen soms moeite hebben om tot leren te komen en minder gemotiveerd zijn.
Bronnen: Staat van Utrecht (2021): Maatschappelijke impact van de coronapandemie in de provincie Utrecht. Een tussenstand. Rijksoverheid, 2022
Verschillen tussen provincies in relatief verzuim zijn afgenomen
Wanneer een leerplichtige leerling of een leerling zonder startkwalificatie zonder geldige reden afwezig is spreken we van verzuim. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen relatief en absoluut verzuim. Bij absoluut verzuim heeft een leerling (zonder startkwalificatie) geen inschrijving op een school. Bij relatief verzuim staat een leerling wel ingeschreven op een school, maar is deze zonder geldige reden afwezig tijdens de les. Scholen zijn verplicht verzuim te melden bi het digitaal verzuimloket (DUO) bij een ongeoorloofde afwezigheid van 16 uur of meer in een periode van vier weken. Vervolgens meldt DUO dit bij de afdeling Leerplicht van de desbetreffende gemeente. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het naleven van de Leerplichtwet door ouders en leerlingen.
Tussen de provincies zijn er verschillen te zien tussen de mate van absoluut en relatief verzuim. Bij relatief verzuim zijn deze verschillen het grootst. Met name in het schooljaar 2013/2014 waren de verschillen nog groot. Het hoogste relatieve wettelijke verzuim was er in dat schooljaar in de provincie Flevoland (73 leerlingen per 1.000). In de provincie Utrecht was het relatieve verzuim 57 (per 1.000 leerlingen). Ter vergelijking: In Limburg was het relatieve verzuim 19 (per 1.000 leerlingen). Deze verschillen tussen provincies zijn over de tijd kleiner geworden. In het schooljaar 2020/2021 was het relatieve verzuim het hoogst in Flevoland (30) gevolgd door Zuid-Holland (26). Utrecht heeft dan 18 wettelijk verzuimende leerlingen per 1.000. Het laagste relatieve verzuim was in Noord-Brabant (14).
Databank
In de databank vindt u ondere andere de indicatoren:
- Tevreden met voorziening basisonderwijs
- % achterstandsleerlingen
- Aantal voortijdig schoolverlaters
- Relatief verzuim per 1.000 leerplichtige leerlingen
- Voortijdig schoolverlaters MO en MBO