Inkomen en armoede
In Zeist, Veenendaal en Oudewater relatief meeste energiearmoede
Naar schatting 400 duizend huishoudens kampten in 2023 met energiearmoede, dat is 4,8 procent van alle huishoudens in Nederland. Dat zijn er 70 duizend meer dan in 2022. Huishoudens met energiearmoede hebben een laag inkomen in combinatie met hoge kosten voor gas en elektriciteit of een woning met een lage energetische kwaliteit. Van een lage energetische kwaliteit is sprake als een woning slecht te verwarmen is, niet goed geïsoleerd is en/of er geen mogelijkheden zijn om energie op te wekken (bijvoorbeeld met zonnepanelen). Deze huishoudens hebben moeite om de gestegen energierekeningen te betalen. Ondanks deze stijging in 2023 was het aandeel huishoudens met energiearmoede lager dan in de jaren ervoor. Deze ontwikkeling hangt samen met de steunmaatregelen vanuit de overheid en de energiebesparing van huishoudens op de hogere energieprijzen.
In 2022 en 2023 konden huishoudens met een laag inkomen een energietoeslag aanvragen. Ook werd in 2023 een prijsplafond ingevoerd voor energie. In het rapport Energiearmoede stellen TNO en het CBS dat zonder deze maatregelen de energiearmoede groter zou zijn geweest en naar schatting 10,7 procent van de huishoudens in 2023 betreffen. Daarnaast kampten 116 duizend huishoudens (1,4 procent) in 2022 met verborgen energiearmoede. Dit zijn huishoudens die de energierekening betaalbaar hielden door bijvoorbeeld de verwarming laag te zetten. Het zijn huishoudens met een laag inkomen die wonen in energetisch (zeer) slechte woningen. Dat komt neer op 39 procent van alle huishoudens die een laag inkomen hebben en in energetisch (zeer) slechte huizen wonen.
Eenpersoonshuishoudens en eenoudergezinnen zijn (sterk) oververtegenwoordigd op het gebied van energiearmoede. Circa twee derde (65 procent) van de huishoudens met energiearmoede woont in een corporatiewoning. Bijna een kwart (23 procent) huurt van een particuliere eigenaar en ongeveer een achtste (12 procent) heeft een koopwoning.
Binnen de provincie Utrecht kwam in 2023 energiearmoede naar verhouding het meeste voor in gemeente Zeist, 5% van de huishoudens zijn energiearme huishoudens. Gevolgd door Veenendaal (4,7%) en Oudewater (4,5%). Het aandeel huishoudens met energiearmoede is in de afgelopen jaren afgenomen. Vooral van 2019 op 2020 daalde het percentage relatief sterk. Dat heeft te maken met een daling van de energieprijzen, een afname van het aantal energetisch slechte woningen, een lage inflatie en een daling van het aandeel huishoudens onder de lage-inkomensgrens. In 2022 was er opnieuw een scherpe daling. Deze daling was het gevolg van grote energiebesparing door huishoudens in reactie op de hoge energieprijzen, in combinatie met de tegemoetkomingen voor de hoge energieprijzen door de overheid. Binnen de provincie Utrecht zijn de gemeente Zeist en Veenendaal ook de gemeenten waar het percentage energiearme huishoudens relatief het meest is gedaald. In Houten komt energiearmoede naar verhouding het minste voor (1,4%), gevolgd door Leusden (1,6%).
Bron: Compensatie en energiebesparing remden energiearmoede | CBS
Huishoudens provincie Utrecht hebben het hoogste gemiddelde besteedbare inkomen
Huishoudens in de provincie Utrecht hadden in 2022*, landelijk bezien, het hoogste gemiddelde besteedbare inkomen namelijk 55.200 euro per jaar. Voor Nederland gemiddeld ligt dit op 50.900 euro. De afgelopen tien jaar is het gemiddelde besteedbare inkomen in Nederland met bijna 40% toegenomen. Gemiddeld het laagste besteedbare inkomen hebben inwoners van de provincie Groningen (42.300 euro). Met besteedbaar inkomen wordt het bruto-inkomen bedoeld verminderd met betaalde inkomensoverdrachten, premies, inkomensverzekeringen, premies ziektekostenverzekeringen en belastingen op inkomen en vermogen.
Van de gemeenten binnen de provincie Utrecht hebben inwoners van de gemeenten De Bilt (€ 65.500), De Ronde Venen (€ 64.200) en Utrechtse Heuvelrug (€ 62.200) gemiddeld het hoogste besteedbare inkomen. Inwoners van de gemeenten Utrecht (€ 48.700), Nieuwegein (€ 49.700) en Veenendaal (€ 51.800) hebben gemiddeld het laagste besteedbare inkomen.
Relatief laag aandeel huishoudens met wettelijk sociaal minimum in provincie Utrecht
Het wettelijk sociaal minimum (wsm) is het minimale bedrag dat de overheid heeft vastgesteld voor huishoudens om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Dit (norm)bedrag past de overheid elk half jaar aan. Het wsm is meestal even hoog als een bijstandsuitkering. In 2022 leefde 5,2% van de kinderen in huishoudens met een inkomen tot 105% van het wettelijk sociaal minimum in Nederland en er zijn verschillen te zien tussen provincies. Dit aandeel is het laagst in de provincies Gelderland, Overijssel en Zeeland (4,2%) en het hoogst in Zuid-Holland (6,3%). Ook zijn er binnen de provincie Utrecht verschillen te zien tussen gemeenten onderling. In Bunnik (2,3%) en Houten (2,4%) is het aandeel het laagst en dit aandeel is het hoogst in de gemeenten Utrecht (6,2%), Zeist (6,0%) en Nieuwegein (5,4%).
Risicovolle schulden gerapporteerd door 4% volwassenen in provincie Utrecht
In de volwassenenpeiling van de GGD regio Utrecht is gevraagd naar het al dan niet hebben van risicovolle of problematische schulden. In 2020 geeft 4% van de volwassenen (19 jaar en ouder) in de provincie Utrecht aan risicovolle schulden te hebben. Dit percentage is het hoogst in de gemeenten Vijfheerenlanden (8%) en Zeist (5%) en het laagst in Bunschoten, Eemnes, Houten, Lopik, Montfoort, Renswoude en Woudenberg (2%). Ook zijn er verschillen te zien tussen leeftijdsgroepen in deze gemeenten. De verschillen in het aandeel 65-plussers met risicovolle schulden zijn kleiner tussen de gemeenten, die variëren tussen de 0,3% en 1,6%. De verschillen zijn groter in de leeftijdsgroep 19-65 jaar. Daar varieert het aandeel bewoners met risicovolle schulden van 2,2% in de gemeente Eemnes tot 9,6% in de gemeente Vijfheerenlanden.
Door CBS geregistreerde problematische schulden
Op basis van uitgebreid onderzoek met bestaande registerdata heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in beeld gebracht hoeveel Nederlandse huishoudens te maken hebben met geregistreerde problematische schulden. Op 1 januari 2023 gaat het om 8,8%. In 2021 was dat nog 7,7%. Voor de provincie Utrecht als geheel is geen cijfer beschikbaar, maar wel voor afzonderlijke gemeenten. Het percentage huishoudens met geregistreerde schulden is in 2023 het hoogst in de gemeente Nieuwegein (9,1%), Amersfoort (8,2%), Soest, Veenendaal en Vijfheerenlanden (8,0%). Het percentage is het laagst in de gemeente Bunnik (4,2%), Houten (4,8%) en Leusden (4,9%). Opvallend is dat het percentage huishoudens met geregistreerde schulden verschilt van de zelfrapportagecijfers van de GGD. Voor de meeste gemeenten geldt dat de percentages op basis van zelfrapportage een stuk lager liggen dan op basis van geregistreerde schulden. Mogelijke schaamte voor het hebben van schulden kan hierbij een rol spelen evenals verschillen in opvatting over wanneer een schuld als problematisch of risicovol gezien moet worden.
Relatief veel 65+-huishoudens met laag inkomen in gemeente Utrecht
In heel Nederland heeft in 2022* 5,7% van de huishoudens waarvan de kostwinner 65 jaar of ouder is, een inkomen tot 101% van het sociaal minimum. Voor de provincie Utrecht is dit cijfer iets gunstiger, namelijk 5,1%. Vooral de gemeente Utrecht springt er ongunstig uit. Hier heeft 10,7% van de 65+-huishoudens een inkomen tot 101% van het sociaal minimum, waarbij voor 7,0% geldt dat dit inkomen al vier jaar of langer op dit niveau is. Gemeenten in de provincie Utrecht waar relatief weinig ouderen een inkomen hebben tot 101% van het sociaal minimum zijn Bunschoten (1,9%) en IJsselstein (2,4%).
Gemiddeld geeft 10,3% van de 65-plussers in de provincie Utrecht in 2022 aan enige tot grote moeite te hebben met rondkomen. Dit is bijna een verdubbeling ten opzichte van 2020 (5,7%). Dit percentage is lager dan voor de groep 18- tot 64-jarigen (18,1%). Gemeenten waar relatief veel inwoners van 65 jaar of ouder enige tot grote moeite hebben met rondkomen zijn Utrecht (16,2%), Bunschoten (13,4%) en Amersfoort (12,4%). Senioren in Bunnik (5,8%) en Montfoort (6,2%) hebben gemiddeld minder vaak moeite met rondkomen. Waar het gaat om de vraag of inwoners in staat zijn een onverwachte uitgave te doen van € 1.000 of meer, antwoordt 15,7% van de 65-plussers in 2022 ontkennend. Voor de groep 18 tot 64-jarigen is dat 22,2%.
Aandeel AOW-ontvangers provincie Utrecht sterk gegroeid tussen 2017 en 2022
Gemiddeld is het aantal AOW-ontvangers in Nederland tussen 2017 en 2022 gegroeid met 5%. Voor de provincie Utrecht is dat echter 10%. De provincie komt daarmee op de tweede plaats van stijgers, na Flevoland (15%). Binnen de provincie Utrecht is de relatieve groei van het aantal AOW-ontvangers het grootst in de gemeente Houten (+23%), Wijk bij Duurstede (+18%) en Leusden (+12%). Geen of nauwelijks groei was er op dit gebied in gemeente De Bilt (0%).
Overigens is de leeftijd waarop men AOW-gerechtigd wordt, sinds 2013 gaan verschuiven. Tot die tijd lag deze leeftijd vast op 65 jaar. In 2013 was dit 65 jaar en 1 maand en schuift sindsdien in stapjes op naar (volgens prognose) 67 jaar in 2024.
Veel werknemers gaan overigens al eerder met pensioen dan op hun AOW-gerechtigde leeftijd. Landelijk lag de gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers in de periode 2000-2006 op 61 jaar. Sindsdien is het aandeel werknemers dat voor hun 65e verjaardag met pensioen ging gedaald en steeg de pensioenleeftijd. Vanaf 2013 houdt de gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers min of meer gelijke tred met de geldende AOW-leeftijd. In 2022 ging 48,8% van de werknemers in Nederland vóór de AOW-leeftijd met pensioen.
Bron: CBS. (2022). Pensioenleeftijd in 2021 ruim 4 jaar hoger dan in 2006. | CBS. (2022) en Pensioenleeftijd werknemer gemiddeld 65 jaar en 8 maanden | CBS
Databank
In de databank vindt u onder andere de indicatoren:
- Totaal gewerkte uren 15-64 totaal
- Totaal gewerkte uren 15-64 mannen
- Totaal gewerkte uren 15-64 vrouwen
- Totaal gewerkte uren 15-24 totaal
- Totaal gewerkte uren 15-24 mannen
- Totaal gewerkte uren 15-24 vrouwen
- % inwoners dat niet rond kan komen 19-65
- % huishoudens met inkomen tot 105% van sociaal minimum
- % huishoudens met inkomen tot 120% van sociaal minimum
- % huishoudens met huurtoeslag
- % huishoudens met inkomen uit loon/zelfstandige
- % huishoudens met inkomen uit pensioen
- % huishoudens met uitkering uit arbeidsongeschiktheid
- % huishoudens met uitkering uit werkloosheid/bijstand
- % minderjarige kinderen opgroeiend in huishouden met inkomen tot 105% van sociaal minimum
- Gemiddelde besteedbare huishoudinkomen
- Totaalscore financiële zelfredzaamheid op basis van opleiding, eigendomsverhouding en rondkomen
- Risicovolle schulden 19-65 jaar
- Risicovolle schulden 65+
Meer weten?
CBS et al. 2018. Ondersteunen van werkenden met een kleine beurs
Dimensus. 2019. Monitor Sociale Kracht U10 2017-2018
HU et al. 2018. LVB, schulden en werk
Keizer. 2017. Onderzoek naar Leesvaardigheid onder mensen met financiële problemen
NIBUD. 2018. Financiële administratie in een digitaal tijdperk
SCP. 2018. De SCP-methode voor meten van armoede. Herijking en revisie
VJI. 2018. Succesvol combineren van armoede- en gezondheidsbeleid