Overslaan en naar de inhoud gaan
Logo Staat van Utrecht; naar homepagina van Staat van Utrecht
Hoofdnavigatie
  • Home
  • Thema's
  • Databank
  • Specials
  • Over Staat van Utrecht
  • Zoeken
  • Default
  • Hoog contrast

Kruimelpad

  1. Home
  2. Thema's
  3. Werk, inkomen en armoede
  4. Inkomen en armoede

Inkomen en armoede

Relatief laag aandeel huishoudens met wettelijk sociaal minimum in provincie Utrecht 

Het wettelijk sociaal minimum (wsm) is het minimale bedrag dat de overheid heeft vastgesteld voor huishoudens om in eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Dit (norm)bedrag past de overheid elk half jaar aan. Het wsm is meestal even hoog als een bijstandsuitkering. In 2020 leefde 6,8% van de kinderen in huishoudens met een inkomen tot 105% van het wettelijk sociaal minimum in Nederland en er zijn verschillen te zien tussen provincies. Dit aandeel is het laagst in de provincies Utrecht (5,3%), Gelderland (5,4%) en Overijssel en Zeeland (5,7%) en het hoogst in Groningen (9,2%) en Zuid-Holland (8,3%). Ook zijn er binnen de provincie Utrecht verschillen te zien tussen gemeenten onderling. In Renswoude (2,2%), Bunnik (2,4%) en Woudenberg (2,9%) is het aandeel het laagst en dit aandeel is het hoogst in de gemeenten Utrecht (7,4%), Zeist (6,5%) en Nieuwegein (6,4%). 

Bekijk dit onderwerp in de databank

Risicovolle schulden gerapporteerd door 4% volwassenen in provincie Utrecht  

In de volwassenenpeiling van de GGD regio Utrecht is gevraagd naar het al dan niet hebben van risicovolle of problematisch schulden. In 2020 geeft 4% van de volwassenen (19 jaar en ouder) in de provincie Utrecht aan risicovolle schulden te hebben. Dit percentage is het hoogst in de gemeenten Vijfheerenlanden (8%) en Zeist (5%) en het laagst in Bunschoten, Eemnes, Houten, Lopik, Montfoort, Renswoude en Woudenberg (2%). Ook zijn er verschillen te zien tussen leeftijdsgroepen in deze gemeenten. De verschillen in het aandeel 65-plussers met risicovolle schulden zijn kleiner tussen de gemeenten, die variëren tussen de 0,3% en 1,6%. De verschillen zijn groter in de leeftijdsgroep 19-65 jaar. Daar varieert het aandeel bewoners met risicovolle schulden van 2,2% in de gemeente Eemnes tot 9,6% in de gemeente Vijfheerenlanden. 

Bekijk dit onderwerp in de databank

 

Aandeel volwassenen met risicovolle schulden in gemeenten provincie Utrecht (2020)
Gemeente 18+ 65+ jr 19-65 jr

Amersfoort 

4% 

1,6% 

4% 

Baarn 

4% 

1,4% 

5,1% 

De Bilt 

4% 

1,1% 

4,6% 

Bunnik 

3% 

,4% 

3,4% 

Bunschoten 

2% 

,6% 

2,3% 

Eemnes 

2% 

,7% 

2,2% 

Houten 

2% 

1,2% 

2,8% 

IJsselstein 

3% 

,4% 

3,7% 

Leusden 

3% 

,8% 

3,7% 

Lopik 

2% 

,3% 

2,7% 

Montfoort 

2% 

,3% 

2,8% 

Nieuwegein 

4% 

1,2% 

4,8% 

Oudewater 

3% 

,5% 

4,3% 

Renswoude 

2% 

,3% 

2,4% 

Rhenen 

3% 

,5% 

4,3% 

De Ronde Venen 

3% 

1,1% 

3,3% 

Soest 

3% 

1,1% 

4,3% 

Stichtse Vecht 

3% 

,9% 

3,5% 

Utrechtse Heuvelrug 

3% 

1,1% 

3,8% 

Veenendaal 

4% 

1% 

4,4% 

Vijfheerenlanden 

8% 

1,2% 

9,6% 

Wijk bij Duurstede 

3% 

,9% 

3,2% 

Woerden 

3% 

1% 

4,2% 

Woudenberg 

2% 

1,3% 

2,5% 

Zeist 

5% 

,9% 

5,9% 

Regio Utrecht, excl. gemeente Utrecht 

4% 

1% 

4,3% 

Bron: GGD Regio Utrecht 

 

Door CBS geregistreerde problematische schulden 

Op basis van uitgebreid onderzoek met bestaande registerdata heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in beeld gebracht hoeveel Nederlandse huishoudens in 2021 te maken hadden met geregistreerde problematische schulden. Op 1 januari 2021 gaat het om 7,6%. Voor de provincie Utrecht als geheel is geen cijfer beschikbaar, maar wel voor afzonderlijke gemeenten. Het percentage huishoudens met geregistreerde schulden is het hoogst in de gemeente Nieuwegein (7,6%), Amersfoort (6,7%), Veenendaal en Vijfheerenlanden (6,5%). Het percentage is het laagst in de gemeente Bunnik (2,7%), Leusden (3,5%) en Montfoort (3,6%). Opvallend is dat het percentage huishoudens met geregistreerde schulden verschilt van de zelfrapportagecijfers van de GGD. Voor de meeste gemeenten geldt dat de percentages op basis van zelfrapportage een stuk lager liggen dan op basis van geregistreerde schulden. Mogelijke schaamte voor het hebben van schulden kan hierbij een rol spelen evenals verschillen in opvatting over wanneer een schuld als problematisch of risicovol gezien moet worden. 

Percentage huishoudens met geregistreerde schulden, naar gemeenten in provincie Utrecht (2021) 
Gemeente Percentage

Amersfoort 

6,7% 

Baarn 

5,1% 

Bunnik 

2,7% 

Bunschoten 

5,3% 

De Bilt 

4,9% 

De Ronde Venen 

5,5% 

Eemnes 

5,0% 

Houten 

3,7% 

IJsselstein 

6,0% 

Leusden 

3,5% 

Lopik 

4,7% 

Montfoort 

3,6% 

Nieuwegein 

7,6% 

Oudewater 

4,0% 

Renswoude 

4,5% 

Rhenen 

5,6% 

Soest 

6,3% 

Stichtse Vecht 

5,6% 

Utrecht 

6,3% 

Utrechtse Heuvelrug 

5,0% 

Veenendaal 

6,5% 

Vijfheerenlanden 

6,5% 

Wijk bij Duurstede 

4,8% 

Woerden 

4,4% 

Woudenberg 

4,1% 

Zeist 

6,2% 

Nederland (totaal) 

7,6% 

Bron: CBS https://dashboards.cbs.nl/v3/SchuldenproblematiekInBeeld/ 

 

Werkloosheid 

In 2021 is 4,2% van de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking werkloos. In de afgelopen tien jaar was dit percentage het hoogst in 2014 (8,3%), sindsdien is dit percentage elk jaar gedaald. In 2021 zijn de verschillen tussen de provincies relatief klein. In de provincie Groningen (4,9%), Zuid-Holland (4,9%), Flevoland en Noord-Holland (4,8%) is het werkloosheidspercentage het hoogst en in Noord-Brabant (3,5%) het laagst. In de provincie Utrecht is het werkloosheidspercentage in 2021 gedaald naar 3,9%. In 2014 was dit nog 7,5%. 

Binnen de provincie Utrecht zijn de verschillen in werkloosheidspercentage per gemeenten ook relatief klein. De hoogste werkloosheid was te vinden in de gemeenten Utrecht (4,5%), Amersfoort (4,4%) en Nieuwegein (4,2%). Het aandeel was het laagst in Renswoude (2,7%) Oudewater (2,8%) en Bunschoten (2,8%). 

Aandeel werklozen op totaal beroepsbevolking per provincie (2021) 
Provincie Percentage

Groningen (Pr) 

4,9% 

Zuid-Holland 

4,9% 

Flevoland 

4,8% 

Noord-Holland 

4,8% 

Fryslân 

4,1% 

Utrecht (Pr) 

3,9% 

Gelderland 

3,8% 

Limburg 

3,8% 

Overijssel 

3,7% 

Drenthe 

3,6% 

Zeeland 

3,6% 

Noord-Brabant 

3,5% 

Nederland 

4,2% 

Bron: Jive - Werkloosheid (waarstaatjegemeente.nl) CBS 

 

 

Aandeel werklozen op totaal beroepsbevolking per gemeente in provincie Utrecht (2021) 
Gemeente Percentage

Amersfoort 

4,4% 

Baarn 

3,4% 

Bunnik 

3,0% 

Bunschoten 

2,8% 

De Bilt 

3,4% 

De Ronde Venen 

3,6% 

Eemnes 

3,4% 

Houten 

3,3% 

IJsselstein 

3,6% 

Leusden 

3,3% 

Lopik 

3,0% 

Montfoort 

3,3% 

Nieuwegein 

4,2% 

Oudewater 

2,8% 

Renswoude 

2,7% 

Rhenen 

3,2% 

Soest 

3,6% 

Stichtse Vecht 

3,2% 

Utrecht 

4,5% 

Utrechtse Heuvelrug 

3,5% 

Veenendaal 

3,6% 

Vijfheerenlanden 

3,2% 

Wijk bij Duurstede 

3,4% 

Woerden 

3,7% 

Woudenberg 

2,9% 

Zeist 

3,8% 

Utrecht (Pr) 

3,9% 

Bron: Jive - Werkloosheid (waarstaatjegemeente.nl) CBS 

 

Relatief veel 65+-huishoudens met laag inkomen in gemeente Utrecht

In heel Nederland heeft in 2020 5,9% van de huishoudens waarvan de kostwinner 65 jaar of ouder is, een inkomen tot 101% van het sociaal minimum. Voor de provincie Utrecht is dit cijfer iets gunstiger, namelijk 5,2%. Vooral de gemeente Utrecht springt er ongunstig uit. Hier heeft 10,7% van de 65+-huishoudens een inkomen tot 101% van het sociaal minimum, waarbij voor 6,7% geldt dat dit inkomen al vier jaar of langer op dit niveau is. Gemeenten in de provincie Utrecht waar relatief weinig ouderen een inkomen hebben tot 101% van het sociaal minimum zijn Bunnik (1,9%), Leusden (2,4%) en Woudenberg (2,5%).

Gemiddeld geeft 5,7% van de 65-plussers in de provincie Utrecht in 2020 aan enige tot grote moeite te hebben met rondkomen. Dit percentage is lager dan voor de groep 18- tot 64-jarigen (9,6%). Gemeenten waar relatief veel inwoners van 65 jaar of ouder enige tot grote moeite hebben met rondkomen zijn Utrecht (10,9%), Baarn (6,7%) en IJsselstein (6,5%). Senioren in Oudewater (2,7%), Woerden (3,0%) en Bunnik (3,2%) hebben gemiddeld minder vaak moeite met rondkomen. Waar het gaat om de vraag of inwoners in staat zijn een onverwachte uitgave te doen van € 1.000 of meer, antwoordt 12,2% van de 65-plussers in 2020 ontkennend. Voor de groep 18 tot 64 jarigen is dat 16,8%.

Percentage 65-plussers met lage inkomens provincie Utrecht (2019-2020)
Gemeente % huishoudens met Inkomen tot 101% van het sociaal minimum, hoofdkostwinner  65 jaar of ouder (2020) % huishoudens dat vier jaar of langer een inkomen heeft tot 101% van het sociaal minimum, hoofdkostwinner 65 jaar of ouder (2020) % 65+ met enige tot grote moeite met rondkomen (2020)** % 65+ met risicovolle schulden, 65+ (2020)** % 65+ niet in staat om een onverwachte  uitgave van €1000 te betalen (2020)**

Amersfoort

6,4%

3,8%

5%

1,6%

14,7%

Baarn

3,7%

1,7%

6,7%

1,4%

13,4%

Bunnik

1,9%

0,7%

3,2%

0,4%

6,5%

Bunschoten

3,2%

1,3%

3,7%

0,6%

15,6%

De Bilt

3,7%

1,9%

4,3%

1,1%

10,8%

De Ronde Venen

4,1%

2,1%

4,4%

1,1%

13,0%

Eemnes

5,0%

2,7%

4%

0,7%

6,9%

Houten

2,9%

1,2%

4,6%

1,2%

10,9%

IJsselstein

4,0%

2,0%

6,5%

0,4%

12,9%

Leusden

2,4%

1,2%

3,8%

0,8%

7,8%

Lopik

3,5%

1,6%

5,5%

0,3%

15,5%

Montfoort

2,8%

1,6%

4,1%

0,3%

11,6%

Nieuwegein

4,2%

2,2%

5,4%

1,2%

13,9%

Oudewater

3,4%

1,4%

2,7%

0,5%

11,5%

Renswoude

4,4%

1,8%

3,9%

0,3%

9,8%

Rhenen

3,4%

1,8%

4,9%

0,5%

12,8%

Soest

3,7%

2,2%

5,1%

1,1%

11,6%

Stichtse Vecht

3,5%

1,9%

3,8%

,9%

12,3%

Utrecht

10,7%

6,7%

10,9%

***

***

Utrechtse Heuvelrug

3,9%

1,8%

4,8%

1,1%

10,0%

Veenendaal

5,6%

3,3%

5,3%

1,0%

12,3%

Vijfheerenlanden

4,4%

2,1%

5,4%

1,2%

13,7%

Wijk bij Duurstede

2,9%

1,3%

4,7%

0,9%

12,2%

Woerden

3,3%

1,6%

3%

1,0%

11,4%

Woudenberg

2,5%

1,0%

4,3%

1,3%

9,9%

Zeist

5,3%

3,0%

5,2%

0,9%

12,4%

Totaal provincie Utrecht

5,2%

2,9%

5,7%

1,0%

12,2%

Totaal Nederland

5,9%

3,3%

***

***

***

Bron: CBS ** Bron:  ggdru.buurtmonitor.nl *** Hier zijn geen vergelijkbare cijfers van beschikbaar.

 

Aandeel AOW-ontvangers provincie Utrecht sterk gegroeid tussen 2014 en 2019 

Gemiddeld is het aantal AOW-ontvangers in Nederland tussen 2014 en 2019 gegroeid met 4%. Voor de provincie Utrecht is dat echter 9%. De provincie komt daarmee op de tweede plaats van stijgers, na Flevoland (13%). Binnen de provincie Utrecht is de relatieve groei van het aantal AOW-ontvangers het grootst in de gemeenten Wijk bij Duurstede (+17%), Houten (+16%) en Nieuwegein (+13%). Niet of nauwelijks groei was er op dit gebied in De Bilt (0%), Soest en Utrecht (beide 1%).  

AOW-uitkeringen naar provincie 2014-2019 
  Provincie Aantal AOW-ontvangers 2014 Aantal AOW-ontvangers 2019 Relatieve groei 2014-2019

  

2014 

2019 

  

Groningen  

104.080 

107.230 

3% 

Fryslân  

124.660 

129.490 

4% 

Drenthe 

101.660 

106.030 

4% 

Overijssel 

200.210 

208.580 

4% 

Flevoland 

47.350 

53.440 

13% 

Gelderland 

369.150 

391.090 

6% 

Utrecht 

194.400 

212.250 

9% 

Noord-Holland 

457.480 

476.910 

4% 

Zuid-Holland  

603.020 

619.470 

3% 

Zeeland 

81.830 

83.710 

2% 

Noord-Brabant 

454.290 

478.750 

5% 

Limburg 

23.4320 

244.090 

4% 

Nederland 

3.307.290 

3.452.950 

4% 

Bron: CBS 

 

 

AOW-uitkeringen naar Utrechtse gemeenten 2014-2019 
Gemeente Aantal AOW-ontvangers 2014 Aantal AOW-ontvangers 2019 Relatieve groei 2014-2019

  

2014 

2019 

  

Amersfoort 

20.270 

21.540 

6% 

Baarn 

5.250 

5.500 

5% 

De Bilt 

9.680 

9.640 

0% 

Bunnik 

3.070 

3.150 

3% 

Bunschoten 

3.050 

3.320 

9% 

Eemnes 

1.610 

1.760 

9% 

Houten 

5.760 

6.710 

16% 

IJsselstein 

4.950 

5.560 

12% 

Leusden 

5.520 

6.130 

11% 

Lopik 

2.100 

2.310 

10% 

Montfoort 

2.340 

2.530 

8% 

Nieuwegein 

10.360 

11.700 

13% 

Oudewater 

1.900 

1.970 

4% 

Renswoude 

710 

750 

6% 

Rhenen 

3.810 

3.960 

4% 

De Ronde Venen 

7.960 

8.490 

7% 

Soest 

9.630 

9.730 

1% 

Stichtse Vecht 

11.380 

12.200 

7% 

Utrecht (gemeente) 

33.440 

33.930 

1% 

Utrechtse Heuvelrug 

11.150 

11.350 

2% 

Veenendaal 

10.230 

11.050 

8% 

Vijfheerenlanden 

* 

10.550 

 * 

Wijk bij Duurstede 

3.710 

4.340 

17% 

Woerden 

8.430 

9.150 

9% 

Woudenberg 

2.260 

2.320 

3% 

Zeist 

12.200 

12.620 

3% 

Bron: CBS   * Geen cijfers beschikbaar 

 

Overigens is de leeftijd waarop men AOW-gerechtigd wordt, sinds 2013 gaan verschuiven. Tot die tijd lag deze leeftijd vast op 65 jaar. In 2013 was dit 65 jaar en 1 maand en schuift sindsdien in stapjes op naar (volgens prognose) 67 jaar in 2024.  

Veel werknemers gaan overigens al eerder met pensioen dan op hun AOW-gerechtigde leeftijd. Landelijk lag de gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers in de periode 2000-2006 op 61 jaar. Sindsdien is het aandeel werknemers dat voor hun 65e verjaardag met pensioen ging gedaald en steeg de pensioenleeftijd. Vanaf 2013 houdt de gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers min of meer gelijke tred met de geldende AOW-leeftijd.  

Bron: Pensioenleeftijd in 2021 ruim 4 jaar hoger dan in 2006 (cbs.nl) 

Armoede; waar hebben we het over?

Voor armoede gaat het Sociaal Cultureel Planbureau uit van mensen gedurende een langere tijd niet de middelen hebben voor goederen en voorzieningen die in hun samenleving als minimaal noodzakelijk gelden. Armoede is afhankelijk van tijd en plaats. Sinds 2017 hanteert het SCP de armoedegrens onder andere van ‘niet-veel-maar-toereikend budget’. Deze is grotendeels gebaseerd op gegevens van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD). Voor een alleenstaande wordt een grens van € 1.135 per maand gehanteerd, voor een paar zonder kinderen € 1.555 per maand. In het budget wordt dan rekening gehouden met de minimale kosten van ontspanning en sociale participatie. Luxegoederen zoals een auto ontbreken.

In onderzoek van het SCP uit 2019 wordt teruggekeken naar ontwikkelingen op het gebied van armoede in de periode 2013-2017. De cijfers uit 2017 laten zien dat er in Nederland bijna 940.000 mensen een inkomen hebben onder deze armoedegrens; dit is 5,7% van de bevolking. Dit is een daling ten opzichte van 2013 waarin nog 7,6% onder deze grens leefde. Hoewel de armoede is gedaald sinds 2013, zijn de tekorten die arme huishoudens hebben, toegenomen. Er zijn dus minder arme huishoudens, maar deze huishoudens zijn wel armer. Daarnaast is bijna tweederde van de arme mensen al minstens drie jaar arm. Volwassenen uit migrantengroepen hebben een relatief hoge kans (15%) op armoede, maar kinderen uit de groep hebben een nog grotere kans (23%).

Bron: Goderis, B., Van Hulst, B. & Hoff, S. (2019). Waar ligt de armoedegrens?. In: Armoede in kaart: 2019. Geraadpleegd op 21 januari 2021 via https://digitaal.scp.nl/armoedeinkaart2019/waar-ligt-de-armoedegrens,  Hoff, S., Van Hulst, B. & Goderis, B. (2019). De omvang van armoede. In: Armoede in kaart: 2019. Geraadpleegd op 21 januari 2021 via https://digitaal.scp.nl/armoedeinkaart2019/de-omvang-van-armoede, Van Hulst, B., Hoff, S. & Wildeboer Schut, J.M. (2019). Armen met en zonder migratieachtergrond. In: Armoede in kaart: 2019. Geraadpleegd op 21 januari 2021 via https://digitaal.scp.nl/armoedeinkaart2019/armen-met-en-zonder-migratieachtergrond.

Armoede onder zelfstandigen groter dan onder werkenden in loondienst

Binnen de groep arme werkenden was iets meer dan de helft een werkende in loondienst. Het totale aantal werknemers is echter veel groter dan het totale aantal zelfstandigen in Nederland. Het armoederisico voor werknemers in loondienst is dan ook relatief kleiner dan voor zelfstandigen: van alle werknemers is 2% arm, van alle zelfstandigen is bijna 8% arm. Het aandeel armen onder de werkenden neemt sinds 2013 af. Dit geldt voor zelfstandigen in ongeveer dezelfde mate als voor werknemers. Van de zelfstandigen was in 2013 iets meer dan 10% arm, terwijl het aandeel armen in 2017 net onder de 8% bleef. Onder de werknemers nam het armoedepercentage in die periode af van 2,7% naar 2,0%. Naast de werkenden en de bijstandsgerechtigden zijn de pensioenontvangers de derde grote groep onder de arme volwassenen. In 2017 ging het om 105.000 mensen. Het armoederisico onder de AOW-ontvangers is klein: van de ongeveer 3 miljoen AOW-gerechtigden is 3% arm. Wel is de armoede in deze groep meestal blijvend: bijna 90% van de arme pensioenontvangers is langdurig arm.

Van alle gemeenten in Nederland had Rotterdam (10,9%), Amsterdam (10,5%) en Den Haag (10,3%) het hoogste aandeel arme inwoners. Deze hoge percentages hangen samen met de bevolkingssamenstelling in de deze steden; grootst aandeel uitkeringsontvangers en het grootste aantal inwoners met een niet-westerse migratieachtergrond. Behalve in de gemeente Utrecht (7,5%) en de gemeente Zeist (6,4%) hadden alle gemeenten in de provincie Utrecht in 2017 een armoedepercentage onder het landelijke gemiddelde. Ook tussen 2013 en 2017 is in de meeste Utrechtse gemeente de armoede afgenomen, behalve in Leusden Lopik.

Bron: 4: Hoff, S., Van Hulst, B., Wildeboer Schut, J.M. (2019). Werkende en niet-werkende armen. In: Armoede in kaart: 2019. Geraadpleegd op 21 januari 2021 via https://digitaal.scp.nl/armoedeinkaart2019/werkende-en-niet-werkende-armen, 5: Van Hulst, B. & Hoff, S. (2019). Waar wonen de armen in Nederland?. In: Armoede in kaart: 2019. Geraadpleegd op 21 januari 2021 via https://digitaal.scp.nl/armoedeinkaart2019/waar-wonen-de-armen-in-nederland.

Armoede onder kinderen komt in alle lagen voor

Het Sociaal Cultureel Planbureau (2018) stelt dat ongeacht de toegenomen gunstige economische omstandigheden, nog steeds enkele honderdduizenden kinderen in Nederland te maken hebben met armoede. Armoede onder kinderen speelt niet alleen bij kinderen uit bijstandsgezinnen, grotere eenoudergezinnen en/of gezinnen met een niet-westerse achtergrond, maar ook onder autochtoon-Nederlandse gezinnen, tweeoudergezinnen en gezinnen waarin beide ouders betaald werk hebben. Het armoederisico is in deze laatste drie groepen wel kleiner dan in de eerstgenoemde, door de groepsomvang gaat het volgens het SCP in totaal toch om een fors aantal. Een van de risico’s is dat kinderen die in armoede opgroeien, op een lager onderwijsniveau blijven steken en daardoor meer risico lopen om als volwassene opnieuw in armoede te verkeren.

Bron: SCP (2017); Armoede onder kinderen. Een probleemschets

Relatie financiële problemen, licht verstandelijke beperking en laaggeletterdheid

In een rapport van de Hogeschool Utrecht (2018) wordt ingegaan op de relatie tussen het hebben van een licht verstandelijke beperking (LVB) en het hebben van schulden en werk. De kenmerken van iemand met een LVB kunnen een belemmering vormen om aan het werk te gaan en te blijven en financieel zelfredzaam te blijven. Wat vaker bij mensen met een LVB wordt gezien is: onvoldoende kunnen overzien van risico’s en consequenties van het eigen handelen, financieel misbruik door kwetsbaarheid en niet kunnen voldoen aan hoge bureaucratische eisen die gesteld worden aan mensen om bijvoorbeeld gebruik te maken van voorzieningen. Terwijl sommige voorzieningen juist kunnen voorkomen dat zij in financiële problemen terechtkomen, zoals speciale toeslagen. In het rapport van de HU zijn aanbevelingen opgenomen om financiële problemen bij mensen met een LVB te voorkomen. Bijvoorbeeld meer aansluiting zoeken bij de mogelijkheden van mensen met een LVB, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de expertise van het landelijk kenniscentrum LVB. Ander onderzoek (Keizer 2018) geeft aan dat laaggeletterdheid veel vaker voorkomt onder mensen met financiële problemen dan onder Nederlandse inwoners gemiddeld.

Bron: Hogeschool Utrecht (2018); LVB, schulden en werk. Verkenning van de ondersteuningsbehoefte van mensen met een licht verstandelijke beperking bij de aanpak van financiële problemen ter bevordering van hun arbeidsmarktparticipatie,  Keizer, M. (2018); Lezen is niet begrijpen. Onderzoek naar leesvaardigheid onder mensen met financiële problemen.

Werkenden met een kleine beurs

Het CBS heeft samen met het Verwey Jonker Instituut, onderzoek uitgevoerd naar ‘werkenden met een kleine beurs’ (ook wel minimumplussers genoemd). Het gaat hierbij om een groep huishoudens die net boven (10%) het wettelijk sociaal minimum leven. Het blijkt in deze groep relatief vaak te gaan om vier typen profielen: personen in de schuldsanering en/of met loonbeslag, flexwerkers (ZZP’ers en mensen met nulurencontracten), 50-plussers en alleenstaande ouders. Aandachtspunten voor gemeenten zijn:

  • Het feit dat deze groep vaker schulden hebben, kan mede veroorzaakt worden doordat men niet in aanmerking komt voor ondersteunende gemeentelijke regelingen.
  • Scheiding kan een grote impact hebben voor de financiële situatie van beide partijen.
  • 50-plussers vormen een extra kwetsbare groep op het moment dat zij hun baan verliezen. Zij kunnen gebaat zijn bij extra begeleiding in het vinden van werk of omscholing.
  • Ook ZZP’ers hebben het volgens de onderzoekers vaak moeilijk omdat zij te maken hebben met wisselende inkomsten. Voor hen zou gekeken kunnen worden naar mogelijkheden om een uitkering langer te laten doorlopen zodat mensen langer de tijd hebben om een eigen bedrijf op te starten.

Bron: Verwey Jonker Instituut en CBS (2018); Werkenden met een kleine beurs.

Sociale kracht monitor: financiële zelfredzaamheid

Een aantal gemeenten in de provincie Utrecht neemt deel aan de beleidsmonitor Sociale Kracht. Bij deze monitor wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de sociale kracht van een wijk, buurt of kern of van een groep inwoners stoelt op zeven pijlers: zelfredzaamheid, participatie, (mate van) eenzaamheid, sociale samenhang in de buurt en de beleving van leefbaarheid, veiligheid en financiële zelfredzaamheid. De financiële zelfredzaamheid zegt iets over de financiële draagkracht en –last van mensen. Bijkomende aspecten zijn inkomen, opleidingsniveau en typewoning, maar uiteindelijk wordt dit bepaald door de vraag of men wel of niet kan rondkomen. De indicator is een samengestelde waarde op een schaal van 0 tot 10. Het is géén rapportcijfer, maar het cijfer kan als indicatie worden gezien voor het deel van de inwoners waarvoor deze geldt. De indicator heeft een relatieve waarde, zodat er vergelijkingen gemaakt kunnen worden in de tijd of tussen gemeenten of deelgebieden. De gemiddelde score voor de Regio Utrecht is in 2020 7,7. In 2018 was dit nog een 7,5. In alle deelnemende gemeenten is de financiële zelfredzaamheid in deze periode gestegen. In de gemeente De Bilt het meest van 7,4 (2017) naar een 7,9 (2019) en in de gemeente De Ronde Venen van 7,5 (2018) naar een 7,8 (2020).

Bron: Dimensus, Sociale Kracht Monitor

Huishoudens provincie Utrecht hebben hoogst gemiddeld besteedbare inkomen

Huishoudens in de provincie Utrecht hadden in 2019, landelijk bezien, het hoogste gemiddeld besteedbaar inkomen namelijk 48.000 euro per jaar. Voor Nederland gemiddeld ligt dit op 44.400 euro. Gemiddeld het laagst besteedbare inkomen hebben inwoners van de provincie Groningen (36.500 euro). Met besteedbaar inkomen wordt het bruto-inkomen bedoeld verminderd met betaalde inkomensoverdrachten, premies, inkomensverzekeringen, premies ziektekostenverzekeringen en belastingen op inkomen en vermogen.

Van de gemeenten binnen de provincie Utrecht hebben inwoners van de gemeenten De Ronde Venen (€ 57.200), Oudewater (€ 56.900) en De Bilt (€ 55.900) gemiddeld het hoogste besteedbare inkomen. Inwoners van de gemeenten Utrecht (€ 40.900), Nieuwegein (€ 44.100) en Veenendaal (€ 45.100) hebben gemiddeld het laagste besteedbare inkomen.

Bron: CBS

Gemiddeld besteedbaar inkomen naar huishouden naar gemeente in provincie Utrecht (2019)
Gemeente Aantal particuliere huishoudens (x 1.000) Gemiddeld besteedbaar inkomen (x 1.000 euro)

Amersfoort

68,3

47,5

Baarn

11

54,5

De Bilt

19,1

55,9

Bunnik

6,4

54,5

Bunschoten

8,2

52,8

Eemnes

3,9

53,7

Houten

20,1

54,3

IJsselstein

14,3

51,0

Leusden

12,9

52,5

Lopik

5,6

52,5

Montfoort

5,6

54,9

Nieuwegein

28,8

44,1

Oudewater

4,2

56,9

Renswoude

2

.

Rhenen

8,2

49,0

De Ronde Venen

18,8

57,2

Soest

20,3

50,5

Stichtse Vecht

27,7

53,8

Utrecht (gemeente)

175,8

40,9

Utrechtse Heuvelrug

21,4

54,2

Veenendaal

27,5

45,1

Vijfheerenlanden

22,8

48,1

Wijk bij Duurstede

9,9

51,5

Woerden

21,7

52,4

Woudenberg

5

52,4

Zeist

28,6

52,3

. betekent dat het cijfer onbekend is bij CBS, onvoldoende betrouwbaar of geheim.

Bron: CBS

    Gemiddeld besteedbaar inkomen huishouden naar provincie (2019)
    Provincie Aantal particuliere huishoudens (x 1.000) Gemiddeld besteedbaar inkomen (x 1.000 euro)

    Nederland

    7823,9

    44,4

    Groningen

    286,6

    36,5

    Fryslân

    290,4

    41,0

    Drenthe

    217

    43,1

    Overijssel

    499,4

    43,1

    Flevoland

    172,3

    44,9

    Gelderland

    913,9

    44,3

    Utrecht

    598

    48,0

    Noord-Holland

    1342,5

    46,2

    Zuid-Holland

    1674,8

    44,2

    Zeeland

    173,8

    43,1

    Noord-Brabant

    1136,1

    45,5

    Limburg

    518,9

    41,5

    Bron: CBS

      Databank

      In de databank vindt u onder andere de indicatoren:

      • Totaal gewerkte uren 15-64 totaal
      • Totaal gewerkte uren 15-64 mannen
      • Totaal gewerkte uren 15-64 vrouwen
      • Totaal gewerkte uren 15-24 totaal
      • Totaal gewerkte uren 15-24 mannen
      • Totaal gewerkte uren 15-24 vrouwen
      • % inwoners dat niet rond kan komen 19-65
      • % huishoudens met inkomen tot 105% van sociaal minimum
      • % huishoudens met inkomen tot 120% van sociaal minimum
      • % huishoudens met huurtoeslag
      • % huishoudens met inkomen uit loon/zelfstandige
      • % huishoudens met inkomen uit pensioen
      • % huishoudens met uitkering uit arbeidsongeschiktheid
      • % huishoudens met uitkering uit werkloosheid/bijstand
      • % minderjarige kinderen opgroeiend in huishouden met inkomen tot 105% van sociaal minimum
      • Gemiddelde besteedbare huishoudinkomen
      • Totaalscore financiële zelfredzaamheid op basis van opleiding, eigendomsverhouding en rondkomen
      • Risicovolle schulden 19-65 jaar
      • Risicovolle schulden 65+

      Meer weten?

      www.cbs.nl

      www.dimensus.nl

      www.pbl.nl

      www.platform31.nl

      CBS et al. 2018. Ondersteunen van werkenden met een kleine beurs

      Dimensus. 2019. Monitor Sociale Kracht U10 2017-2018

      HU et al. 2018. LVB, schulden en werk

      Keizer. 2017. Onderzoek naar Leesvaardigheid onder mensen met financiële problemen

      NIBUD. 2018. Financiële administratie in een digitaal tijdperk

      SCP. 2018. De SCP-methode voor meten van armoede. Herijking en revisie

      VJI. 2018. Succesvol combineren van armoede- en gezondheidsbeleid

      Werk, inkomen en armoede
      Submenu Thema's
      • Arbeidsparticipatie
      • Inkomen en armoede

      Volg ons op