Overslaan en naar de inhoud gaan
Logo Staat van Utrecht; naar homepagina van Staat van Utrecht
Hoofdnavigatie
  • Home
  • Thema's
  • Databank
  • Specials
  • Over Staat van Utrecht
  • Zoeken
  • Default
  • Hoog contrast

Kruimelpad

  1. Home
  2. Thema's
  3. Gezondheid en welzijn
  4. Kinderen en jeugd

Kinderen en jeugd

COVID-19

Kindertelefoon en Luisterlijn rapporteren méér en andersoortige gesprekken

De negatieve impact van de pandemie op het persoonlijk leven is onder andere terug te zien in de toename en veranderde inhoud van gesprekken die de Kindertelefoon en de Luisterlijn in 2020 voerden. In 2020 werden er vanuit De Kindertelefoon gemiddeld 1.400 gesprekken per dag gevoerd, waar dat er in 2019 nog 1.100 waren. Tijdens de eerste lockdown werd er volgens onderzoeksgegevens weliswaar veel vaker dan normaal contact opgenomen, maar de onderwerpen waarover gesproken werd, waren niet echt veranderd. Wel kregen ze een ‘coronajasje’, zoals ‘Hoe vraag ik iemand verkering in coronatijd?’. Later in het jaar wordt echter een verschuiving gezien in de gespreksonderwerpen. Kinderen voelden zich steeds vaker somber door een gebrek aan sociale contacten en afleiding zoals school, hobby’s en sport. Ook werd er vaker contact opgenomen over huiselijk geweld en emotionele problemen zoals depressie, zelfdoding en eenzaamheid. Tegelijkertijd werd er een afname gezien van gesprekken die gingen over ‘normale puberzaken’, zoals verliefdheid, vriendschap en verkering. Er werd ook een verschuiving naar meer chatgesprekken gezien. Dit wordt door de organisatie verklaard uit het feit dat door de lockdown er soms minder privacy was voor kinderen, en chatten daarop uitkomst bood. Daarnaast blijkt dat chatgesprekken vaker over zwaardere onderwerpen gaan en gemiddeld langer duren dan een telefoongesprek. (De Kindertelefoon, 2021) Ook voor de Luisterlijn geldt dat er in 2020 veel meer gesprekken gevoerd zijn dan een jaar daarvoor: 357.000 in 2020 ten opzichte van 323.000 in 2019 (+10%). In de gesprekken van 2020 gaat het, anders dan in 2019, frequent over gevoelens van stress. (Luisterlijn, 2020)

Bron: Maatschappelijke impact van de coronapandemie in de provincie Utrecht. Een tussenstand. (Oktober 2021)

Extra zorg om de positie van jeugdigen in ggz

De inspectie Gezondheid en Jeugd maakt in een rapport uit het voorjaar van 2021 haar ernstige zorgen kenbaar over de positie van jeugdigen in de ggz. De zorgen hebben een tweeledig karakter: enerzijds verwacht men dat de complexe en chronische problematiek onder jongeren groter en ernstiger zal worden - tot mogelijk twee jaar na de pandemie. Hierbij moet gedacht worden aan suïcidaliteit, gedragsproblematiek, middelenafhankelijkheid, eetstoornissen en zelfbeschadiging. Als jeugdigen niet met hulp starten terwijl ze dit wel nodig hebben, kan hun problematiek verergeren of zelfs chronisch worden. Het risico bestaat dat lichtere problematiek verzwaart waardoor op een later moment zwaardere hulp nodig zal zijn. Anderzijds is er zorg of men deze toegenomen druk op de specialistische jeugd-ggz wel aankan. Instellingen hebben volgens de inspectie onvoldoende personeel en financiële middelen om aan de complexe hulpvragen te kunnen voldoen en er spelen overkoepelende problemen die een structurele bovenregionale aanpak vragen. De rijksoverheid heeft in april 2020 50 miljoen euro vrijgemaakt om de beschikbaarheid van de acute jeugd-ggz tijdelijk te vergroten en zo de druk op deze specialistische vorm van jeugdzorg te verminderen. Met dit extra geld kunnen de instellingen die de zwaarste en meest acute zorg moeten vormgeven extra investeren in teams en afdelingen die deze zorg leveren. In totaal heeft het kabinet 613 miljoen euro beschikbaar gesteld aan gemeenten voor het aanpakken van de acute problematiek in de jeugdzorg. De 50 miljoen voor de acute jeugd-ggz is hier een onderdeel van.

Bron: Maatschappelijke impact van de coronapandemie in de provincie Utrecht. Een tussenstand. (Oktober 2021)

Kleiner behuisden in het nadeel en nieuwe gezinsdynamieken

Door lockdown-maatregelen zijn veel mensen meer afhankelijk geworden van de beschikbare ruimte direct in en om het huis. Een gebrek aan ruimte heeft voor velen ernstige consequenties, zoals meer geluidshinder en toegenomen stress in gezinssituaties. Dit geldt met name voor mensen die in kleinere woningen leven of in wijken met weinig groene ruimte voor ontmoeten en recreëren. Het verplichte dicht op elkaar leven en het minder makkelijk bezoek kunnen ontvangen of zelf op bezoek gaan, levert ook nieuwe gezinsdynamieken op. Uit in Utrecht opgezet onderzoek naar de effecten van de pandemie op het gezinsleven, komt het grote belang van informele steun naar voren. Wat gebeurt er allemaal als de vanzelfsprekende aanwezigheid en steun van bijvoorbeeld opa’s en oma’s wegvalt in een gezin? Het onderzoek laat zien dat de gevolgen van de coronamaatregelen op dat gebied niet gelijk verdeeld zijn over alle gezinnen. Het heeft grotere consequenties voor onder meer alleenstaande ouders en gezinnen met extra zorgtaken. Doordat de balans in het wel-niet samenzijn binnen het gezin door de lockdowns verstoord is geraakt, gaan zich nieuwe dynamieken ontwikkelen, die gunstig kunnen zijn (zoals meer naar elkaar toegroeien, meer samen ondernemen), maar ook zeer ongunstig kunnen uitpakken. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan een groter risico op kindermishandeling.  Onderzoek vanuit de universiteit Leiden laat zien dat er tijdens de eerste lockdown sprake is geweest van een stijging van het aantal slachtoffers op dit gebied. Dit komt met name door een toename van de mate waarin emotionele verwaarlozing heeft plaatsgevonden in gezinnen. Hier gaat het vooral om verwaarlozing van onderwijs en het getuige zijn van huiselijk geweld. Vooral gezinnen met kinderen over wie al zorgen bestonden lijken kwetsbaar.

Bron: Maatschappelijke impact van de coronapandemie in de provincie Utrecht. Een tussenstand. (Oktober 2021)

 

Niet fysiek naar school kunnen: ook grote impact op sociale ontwikkeling jeugdigen

Niet naar school of opleiding kunnen heeft niet alleen gevolgen voor de leerprestaties en cognitieve ontwikkeling van kinderen en jeugdigen en studenten, maar vooral ook voor de sociale ontwikkeling. School en opleiding zijn belangrijk voor de sociale aspecten van ieders ontwikkeling: gezelligheid vinden bij elkaar, steun krijgen, je opgenomen voelen in een gemeenschap die los staat van het leven thuis, experimenteren met het aangaan van vriendschappen en dergelijke. Alhoewel er zeker kinderen en jeugdigen zijn die zich goed gevoeld hebben bij het thuis onderwijs volgen, is het aannemelijk om er van uit te gaan dat het niet fysiek naar school of opleiding kunnen gaan ook leidt tot grotere verschillen in ontwikkeling, gezondheid en welzijn van bepaalde groepen. Dit kan ook in de toekomst nog verderstrekkende gevolgen hebben. Onderzoek onder Utrechtse mbo-studenten laat zien dat tussen najaar 2019 en najaar 2020, velen te maken kregen met een toename aan sociale problemen en afname van positieve gevoelens over de toekomst. De studenten zijn niet alleen bezorgd over zichzelf wat betreft het oplopen van studievertraging en/of een coronabesmetting, maar ook vaak bang dat familieleden besmet kunnen raken met het coronavirus.

Bron: Maatschappelijke impact van de coronapandemie in de provincie Utrecht. Een tussenstand. (Oktober 2021)

Beweeggedrag van 10 - en 11 jarigen in de provincie Utrecht

In peilingen van de GGD regio Utrecht wordt het beweeggedrag van kinderen van 10-11 jaar oud gemeten. Er wordt gekeken naar vier centrale indicatoren: frequentie van het buiten spelen, frequentie van naar school lopen of fietsen, in bezit zijn van een zwemdiploma en lid zijn van een sportclub. Onderlinge verschillen tussen gemeenten binnen de provincie Utrecht op dit gebied:

  • Van de 10 - en 11 jarigen in de provincie Utrecht is bijna iedereen lid van een sportclub in de gemeenten Baarn (99%), Oudewater (98%) en Bunnik (96%). Gemeenten waar deze leeftijdsgroep relatief het minst vaak lid is van een sportclub zijn Lopik (81%), Rhenen (82%) en Utrecht (83%).[i]
  • Gemeenten waar relatief de meeste leerlingen elke dag naar school lopen of fietsen zijn Bunschoten (86%), Houten en Wijk bij Duurstede (81%). Relatief het minst gebeurt dit in de gemeenten Eemnes (54%), Rhenen (56%) en De Ronde Venen (62%).
  • Gemeenten waar bijna alle kinderen een zwemdiploma hebben in deze leeftijd zijn Bunschoten en Stichtse Vecht (99%). In de gemeente Rhenen (12%) en Montfoort (8%) zijn relatief veel kinderen zonder zwemdiploma.
  • Relatief veel kinderen van 10 of 11 jaar oud spelen drie dagen of meer per week buiten in de gemeenten Woudenberg (93%), Oudewater en Montfoort (91%). Relatief weinig kinderen spelen buiten in IJsselstein (71%), Nieuwegein (75%) en Lopik (77%).

Bron: GGD regio Utrecht

 

Beweeg-indicatoren 10-11 jarigen in provincie Utrecht (2017 / 2019)

 

speelt 3 dagen of meer  per week buiten, 10-11 jarigen [2019]

loopt of fietst elke dag naar school, 10-11 jarigen [2019]

Geen zwemdiploma 10-11 jarigen [2017]

lid sportclub, 10-11 jarigen [2019]

Amersfoort

82%

70%

7%

94%

Baarn

88%

63%

3%

99%

Bunnik

89%

66%

3%

96%

Bunschoten

82%

86%

1%

95%

De Bilt

85%

66%

4%

94%

De Ronde Venen

86%

62%

5%

95%

Eemnes

84%

54%

3%

93%

Houten

84%

81%

3%

95%

IJsselstein

71%

68%

2%

95%

Leusden

86%

64%

3%

93%

Lopik

77%

68%

2%

81%

Montfoort

91%

71%

8%

92%

Nieuwegein

75%

63%

5%

91%

Oudewater

91%

69%

2%

98%

Renswoude

81%

74%

3%

95%

Rhenen

81%

56%

12%

82%

Soest

83%

67%

4%

94%

Stichtse Vecht

87%

65%

1%

93%

Utrecht*

 -

 -

 -

 -

Utrechtse Heuvelrug

89%

69%

6%

95%

Veenendaal

81%

73%

3%

87%

Vijfheerenlanden

86%

71%

3%

91%

Wijk bij Duurstede

89%

81%

4%

90%

Woerden

84%

66%

4%

93%

Woudenberg

93%

72%

8%

85%

* Voor de gemeente Utrecht zijn geen vergelijkbare cijfers voorhanden

Bron: GGD regio Utrecht

Jeugdzorg

Eerste helft 2020: bijna 30.000 jeugdigen ontvangen jeugdzorg in provincie Utrecht

Onder Jeugdzorg (voor 0-23 jarigen) worden drie verschillende soorten zorg gerekend:

  1. Jeugdhulp: hulp en zorg aan jongeren en hun ouders bij psychische, psychosociale - en/of gedragsproblemen, een verstandelijke beperking van de jongere of opvoedingsproblemen van de ouders. Deze zorg wordt grotendeels ‘in natura’ verleend. In het kader van de Jeugdwet uit 2014 betekent dit dat de gemeente de zorg rechtstreeks vergoedt. Ouders kunnen ook een PGB (persoonsgebonden budget) aanvragen, in dat geval ontvangen zij een geldbedrag waarmee zij zelf zorg kunnen inkopen.
  2. Jeugdbescherming: Bij jeugdbescherming gaat het om maatregelen die een rechter dwingend kan opleggen om bedreigingen voor de veiligheid en ontwikkeling van kinderen op te heffen. Het betreft voogdij- en ondertoezichtstellingsmaatregelen.
  3. Jeugdreclassering: Hier gaat het om een combinatie van begeleiding en controle voor jongeren vanaf 12 jaar, die voor hun 18e verjaardag met de politie of leerplichtambtenaar in aanraking zijn geweest en een proces-verbaal hebben gekregen. De jongere krijgt op maat gesneden begeleiding van een jeugdreclasseringsmedewerker om te voorkomen dat hij of zij opnieuw de fout in gaat. De maatregel kan worden opgelegd door een kinderrechter of officier van Justitie maar kan ook op initiatief van de Raad voor de Kinderbescherming in het vrijwillige kader worden opgestart.

Voor de provincie Utrecht geldt dat in het eerste halfjaar van 2020, er voor totaal aan 29.845 kinderen/jongeren jeugdzorg wordt ingezet. Bij 97% van deze groep gaat het om inzet van jeugdhulp, bij 8% van deze groep (ook) om jeugdbescherming en bij 2% (ook) om jeugdreclassering. Binnen deze aantallen vindt overlap plaats, waardoor zij bij elkaar niet tot 100% optellen.

Uitgesplitst naar leeftijdsgroepen, is in het eerste halfjaar van 2020 in de provincie Utrecht 7% van de totale jeugdzorg gericht op kinderen van 0-3 jaar (n=2.230) , 48% op kinderen van 4-11 jaar (n=14.375), 39% op jongeren van 12-17 jaar (n=11.590) en 6% op jongeren van 18-23 jaar (n=1.655). Het aandeel jeugdzorgontvangers is in de provincie Utrecht vergelijkbaar met dat in Nederland gemiddeld.

Bron: CBS

Totaal aantal jongeren met jeugdzorg in provincie Utrecht, naar leeftijd en soort zorg (1e halfjaar 2020)

 

 

0 - 3 jaar

4-11 jaar

12-17 jaar

18-23 jaar

Jeugdzorg totaal

29845

2230

14375

11590

1655

jeugdhulp totaal

28885

2115

14070

11220

1480

jeugdbescherming totaal

2470

285

1065

1115

 

jeugdreclassering totaal

485

 

 

245

235

Bron: CBS

Aandeel jongeren met jeugdzorg naar leeftijd en provincie (2020)

 

0-4 jr

4-12 jr

12-18 jr

18-23 jr

Groningen

4%

14%

15%

1%

Fryslân

4%

12%

12%

1%

Drenthe

3%

14%

15%

4%

Overijssel

3%

12%

12%

1%

Flevoland

4%

12%

12%

1%

Gelderland

4%

13%

12%

1%

Utrecht

4%

12%

12%

2%

Noord-Holland

4%

12%

12%

1%

Zuid-Holland

4%

13%

12%

1%

Zeeland

4%

14%

12%

1%

Noord-Brabant

3%

12%

12%

1%

Limburg

6%

16%

14%

1%

Nederland

4%

13%

12%

1%

Bron: CBS

37% van de ambulante jeugdhulp aangeboden door wijkteams

Jeugdhulp is de hulp en zorg aan jongeren en hun ouders bij psychische, psychosociale – en/of gedragsproblemen, een verstandelijke beperking van de jongere of opvoedingsproblemen van de ouders. Deze zorg wordt grotendeels in natura verleend, wat betekent dat de zorg rechtstreeks vergoed wordt door de gemeente. Ouders kunnen ook gebruik maken van een zogenaamd persoonsgebonden budget (PGB). Ze ontvangen dan een geldbedrag waarmee ze zelf zorg kunnen inkopen. Jeugdhulp wordt daarnaast ook onderscheiden naar ‘zonder verblijf’ en ‘met verblijf’. Bij jeugdhulp zonder verblijf gaat het om zorg die ambulant (aan huis op ter plaatse van de zorgverlener) verleend wordt. Jeugdhulp met verblijf vindt plaats in een klinische setting of in pleegzorg.

Voor de jeugdhulp in de provincie Utrecht, kunnen de volgende conclusies worden getrokken betreffende het eerste halfjaar van 2020:

  • In totaal wordt er voor 28.885 jeugdigen en hun families jeugdhulp aangeboden.
  • 99% van de ouders met jeugdhulp ontvangt deze in natura, 3% ontvangt de jeugdhulp (ook) in de vorm van een PGB.
  • 94% van de ouders met jeugdhulp ontvangt deze ‘zonder verblijf’ (n= 27.245), 8% ontvangt deze (ook) ‘met verblijf’ (n=2.235)
  • Van de aangeboden jeugdhulp zonder verblijf, wordt dit 10.170 keer aangeboden vanuit het wijkteam. Dit komt overeen met 37%.
  • Bij jeugdhulp met verblijf gaat het 1.430 keer om pleegzorg (64%).

Bron: CBS

Totaal aantal jongeren met jeugdhulp in provincie Utrecht, naar leeftijd en soort zorg (1e halfjaar 2020)

 

 Jeugdhulp

0 - 3 jaar

4-11 jaar

12-17 jaar

18-23 jaar

Totaal jeugdhulp

28885

2115

14070

11220

1480

Gebruik persoonsgebonden budget (PGB)

995

40

465

485

10

Totaal jeugdhulp zonder verblijf

27245

1995

13505

10450

1295

Jeugdhulp uitgevoerd door wijkteam

10170

1290

4485

3325

1065

Jeugdhulp niet uitgevoerd door wijkteam

19160

850

10090

7965

250

Ambulante jeugdhulp op locatie aanbieder

15635

395

8375

6720

145

Daghulp op locatie aanbieder

2065

280

1185

580

20

Jeugdhulp  in het netwerk van jongeren

3255

325

1500

1335

95

Totaal jeugdhulp met verblijf

2235

150

710

1135

240

Pleegzorg

1430

130

580

595

125

Gezinsgerichte jeugdhulp

190

10

55

95

25

Gesloten plaatsing

125

.

10

115

.

Ander verblijf bij jeugdhulpaanbieder

630

10

85

445

95

Bron: CBS

Ruim 3.000 jeugdigen in provincie Utrecht hebben te maken met jeugdbeschermingstraject (2019)

Een jeugdbeschermingstraject is een maatregel die een rechter dwingend oplegt om bedreigingen voor de veiligheid en ontwikkeling van kinderen op te heffen. Een kind of jongere wordt ofwel onder toezicht gesteld, ofwel onder voogdij geplaatst. Bij een ondertoezichtstelling wordt een gezinsvoogd (vanuit een gecertificeerde instelling) toegewezen aan het gezin en kan het kind in principe thuis blijven wonen. Het gezag van de ouders wordt gedeeltelijk ingeperkt. Bij een voogdij-maatregel wordt het gezag van ouders beëindigd en overgedragen aan een instelling of pleegouder als voogd. Het kind wordt dan opgevoed in een pleeggezin of tehuis.

In 2019 zijn er in de provincie Utrecht 3.090 kinderen of jongeren, die te maken hebben met een jeugdbeschermingstraject. Voor 2.285 kinderen of jongeren gaat het om een ondertoezichtstelling, voor 805 om een voogdijmaatregel.

Bron: CBS

Jeugdbeschermingstrajecten provincie Utrecht naar gemeente (2017-2020)

 

2017

2018

2019

2020

Provincie Utrecht

2.870

2.935

3.090

3.005

Amersfoort

385

440

430

385

Baarn

50

40

45

60

De Bilt

70

80

90

80

Bunnik

20

20

20

20

Bunschoten

40

45

60

50

Eemnes

15

10

 .

15

Houten

90

95

100

105

IJsselstein

65

90

75

70

Leusden

55

45

60

65

Lopik

40

35

55

55

Montfoort

20

20

20

20

Nieuwegein

150

160

135

155

Oudewater

25

25

30

35

Renswoude

10

10

15

15

Rhenen

35

40

40

40

De Ronde Venen

60

65

80

90

Soest

125

135

145

125

Stichtse Vecht

95

120

120

115

Utrecht (gemeente)

765

680

670

590

Utrechtse Heuvelrug

155

140

140

140

Veenendaal

185

215

225

230

Vianen

50

45

 .

 .

Vijfheerenlanden

 .

 .

155

165

Wijk bij Duurstede

55

65

60

60

Woerden

105

85

95

125

Woudenberg

40

50

45

40

Zeist

175

185

160

150

 

. betekent dat het cijfer onbekend is bij CBS, onvoldoende betrouwbaar of geheim

Bron: CBS

Eerste helft van 2020, 485 jongeren in een reclasseringstraject

Bij jeugdreclassering gaat het om een combinatie van begeleiding en controle voor jongeren vanaf 12 jaar, die voor hun 18e verjaardag met de politie of leerplichtambtenaar in aanraking zijn geweest en een proces-verbaal hebben gekregen. De jongere krijgt op maat gesneden begeleiding van een jeugdreclasseringsmedewerker om te voorkomen dat hij of zij opnieuw de fout in gaat. De maatregel kan worden opgelegd door een kinderrechter of officier van Justitie maar kan ook op initiatief van de Raad voor de Kinderbescherming in het vrijwillige kader worden opgestart.

In de eerste helft van 2020 zijn er in totaal in de provincie Utrecht 485 jongeren in een reclasseringstraject. Ongeveer de helft van de jongeren (n=245) is in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar. Het andere deel (n=235) is tussen de 18 en 23 jaar. Het grootste deel van de jeugdreclasseringstrajecten (91%) vindt verplicht plaats in het gedwongen kader.

Bron: CBS

Databank

In de databank vindt u onder andere de indicatoren:

  • % lid sportclub 10-11 jaar
  • % zonder zwemdiploma, 10-11 jaar
  • speelt 3 dagen of meer per week buiten, 10-11 jaar

Meer weten?

www.mulierinstituut.nl

www.ggdatlas.nl

www.jeugdstatline.cbs.nl

Volksgezondheid en Zorg info

www.kinderenintel.nl

Ministerie VWS. 2018. Actieprogramma Kansrijke Start

RVS. 2018. Maatschappelijke verwachtingen en mentale druk  bij jong volwassenen

Gezondheid en welzijn
Submenu Thema's
  • Volwassenen en ouderen
  • Kinderen en jeugd
  • Welbevinden en eenzaamheid
  • Redzaamheid en zorg

Volg ons op