Sport en bewegen
Landelijk: aandeel kinderen zonder zwemdiploma neemt toe
Uit cijfers afkomstig van de Vrijetijdsomnibus van het SCP en CBS blijkt dat in 2020 een groter deel van de kinderen onder de 17 jaar geen zwemdiploma heeft en dat een kleiner deel het A-, B- én C-diploma bezit dan in 2018. Het aandeel kinderen zonder zwemdiploma is toegenomen van 6% naar 9% en het aandeel kinderen met het volledige zwem-ABC is afgenomen van 36% naar 32%. Ten opzichte van 2012 is het aandeel kinderen zonder zwemdiploma wel afgenomen (toen nog 13%), maar de positieve ontwikkeling tot 2018 heeft zich in 2020 niet door kunnen zetten. Het Mulier Instituut noemt als mogelijke verklaring hiervoor de sluiting van de zwembaden vanwege coronamaatregelen. Hierdoor hebben kinderen minder zwemlessen kunnen volgen, is de start van de zwemles mogelijk uitgesteld en hebben ze minder mogelijkheden gehad om een zwemdiploma te halen.
Beweeggedrag van 10 - en 11 jarigen in de provincie Utrecht
In peilingen van de GGD regio Utrecht wordt het beweeggedrag van kinderen van 10-11 jaar oud gemeten. Er wordt gekeken naar vier centrale indicatoren: frequentie van het buiten spelen, frequentie van naar school lopen of fietsen, in bezit zijn van een zwemdiploma en lid zijn van een sportclub. Onderlinge verschillen tussen gemeenten binnen de provincie Utrecht op dit gebied:
- Van de 10 - en 11 jarigen in de provincie Utrecht is bijna iedereen lid van een sportclub in de gemeenten Baarn (99%), Oudewater (98%) en Bunnik (96%). Gemeenten waar deze leeftijdsgroep relatief het minst vaak lid is van een sportclub zijn Lopik (81%), Rhenen (82%) en Utrecht (83%).
- Gemeenten waar relatief de meeste leerlingen elke dag naar school lopen of fietsen zijn Bunschoten (86%), Houten en Wijk bij Duurstede (81%). Relatief het minst gebeurt dit in de gemeenten Eemnes (54%), Rhenen (56%) en De Ronde Venen (62%).
- Gemeenten waar bijna alle kinderen een zwemdiploma hebben in deze leeftijd zijn Bunschoten en Stichtse Vecht (99%). In de gemeente Rhenen (12%) en Montfoort (8%) zijn relatief veel kinderen zonder zwemdiploma.
- Relatief veel kinderen van 10 of 11 jaar oud spelen drie dagen of meer per week buiten in de gemeenten Woudenberg (93%), Oudewater en Montfoort (91%). Relatief weinig kinderen spelen buiten in IJsselstein (71%), Nieuwegein (75%) en Lopik (77%).
Bron: GGD regio Utrecht
Beweeg-indicatoren 10-11 jarigen in provincie Utrecht (2017 / 2019)
|
speelt 3 dagen of meer per week buiten, 10-11 jarigen [2019] |
loopt of fietst elke dag naar school, 10-11 jarigen [2019] |
Geen zwemdiploma 10-11 jarigen [2017] |
lid sportclub, 10-11 jarigen [2019] |
---|---|---|---|---|
Amersfoort |
82% |
70% |
7% |
94% |
Baarn |
88% |
63% |
3% |
99% |
Bunnik |
89% |
66% |
3% |
96% |
Bunschoten |
82% |
86% |
1% |
95% |
De Bilt |
85% |
66% |
4% |
94% |
De Ronde Venen |
86% |
62% |
5% |
95% |
Eemnes |
84% |
54% |
3% |
93% |
Houten |
84% |
81% |
3% |
95% |
IJsselstein |
71% |
68% |
2% |
95% |
Leusden |
86% |
64% |
3% |
93% |
Lopik |
77% |
68% |
2% |
81% |
Montfoort |
91% |
71% |
8% |
92% |
Nieuwegein |
75% |
63% |
5% |
91% |
Oudewater |
91% |
69% |
2% |
98% |
Renswoude |
81% |
74% |
3% |
95% |
Rhenen |
81% |
56% |
12% |
82% |
Soest |
83% |
67% |
4% |
94% |
Stichtse Vecht |
87% |
65% |
1% |
93% |
Utrecht* |
- |
- |
- |
- |
Utrechtse Heuvelrug |
89% |
69% |
6% |
95% |
Veenendaal |
81% |
73% |
3% |
87% |
Vijfheerenlanden |
86% |
71% |
3% |
91% |
Wijk bij Duurstede |
89% |
81% |
4% |
90% |
Woerden |
84% |
66% |
4% |
93% |
Woudenberg |
93% |
72% |
8% |
85% |
* Voor de gemeente Utrecht zijn geen vergelijkbare cijfers voorhanden |
Bron: GGD regio Utrecht
Vrijwilligerswerk en verenigingsleven in de sport onder druk
Ondanks dat sport altijd de grootste ‘vrijwilligerssector’ is geweest, komt volgens het RIVM het vrijwilligerswerk in de sport onder druk te staan. Zij wijt dit aan de behoefte aan flexibiliteit die niet alleen door de sporter gewenst wordt, maar ook door de vrijwilligers. Vrijwilligerswerk wordt steeds meer gedaan als we het flexibel kunnen invullen en als het past bij onze interesses. Daarnaast hebben de veranderingen in onze samenleving, zoals individualisering, vergrijzing en nieuwe vormen van sportaanbod, een mogelijke impact op de nederlandse sportverenigingen en het daarbij horende verenigingsleven. Sinds 2003 is het aantal sportverenigingen in Nederland met meer dan tien procent gedaald en in 2019 is door het Mulier Instituut vastgesteld dat een vijfde van de Nederlandse sportverenigingen kwetsbaar is voor de toekomst, waardoor een verdere daling van het aantal verenigingen is te verwachten. Ongeveer vier op de tien sportverenigingen in Nederland maken zich nauwelijks zorgen om het voortbestaan van de vereniging en zien de toekomst van hun vereniging (zeer) zonnig in (44%). Bijna de helft van de verenigingen (45%) ziet de toekomst niet positief in, maar is ook niet somber. De meeste van deze verenigingen geven aan uitdagingen te zien voor het voortbestaan van de vereniging, maar verwachten dat ze de uitdagingen aankunnen. Kleine verenigingen (≤ 100 leden, 15%), met binnensporten (12%) en zonder eigen accommodatie (16%) zijn het vaakst negatief over hun toekomst. Het aandeel sportverenigingen dat de toekomst van de vereniging negatief inziet is de afgelopen tien jaar bijna verdubbeld (van 6% in 2009 naar 11% in 2019).
Bron: www.mulierinstituut.nl/onderzoeksthemas/aanbieders/toekomstbestendigheid-sportverenigingen, RIVM (2018); Toekomstverkenning sport, Trendscenario
Toenemende aandacht voor verduurzaming
Bewustwording omtrent het zorgvuldig omgaan met onze planeet, raakt ook steeds meer aan de vrijetijds- en sportdomeinen. De Vereniging Sport en Gemeenten stelt dat ook de sport kan bijdragen aan een duurzamere samenleving, door CO2 neutraal te bouwen, water- en energiegebruik te beperken, afval te scheiden en dergelijke. In gemeentelijke accommodaties kan de gemeente zelf uitvoering geven aan de nieuwe wet- en regelgeving, zoals toepassen van energiebesparende maatregelen die zich binnen vijf jaar terugverdienen en het terugdringen van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in sportveld- en groenbeheer. Daarnaast kunnen gemeenten particuliere exploitanten en/of beheerders, in het bijzonder sportverenigingen en sportstichtingen, ondersteunen en adviseren bij de implementatie van duurzaamheidsmaatregelen en gebruik van gerelateerde subsidiemogelijkheden.
Bron: Staat van Utrecht (2020) Special ‘Gezond bewegen’, Vereniging Sport en Gemeenten. (2018). Sport stimuleert! Naar een optimale inzet van uw sportkapitaal.
Utrechters zijn goede bewegers
Voor de bewoners van de provincie Utrecht geldt dat zij op een aantal terreinen flink voorop lopen als het om bewegen en sport gaat. Uit analyse van het Mulier Instituut (2019) blijkt dat:
- Utrechters (56%) het vaakst wekelijks sporten vergeleken met alle Nederlanders gemiddeld (51%). Het minst vaak wordt er wekelijks gesport door inwoners uit Limburg (47%).
- Utrechtse sporters (50%) hebben veel vaker les in sport en/of nemen deel aan (incidentele) competities ten opzichte van Nederlandse sporters (45%). Zij komen hierbij op de tweede plaats (na Drenthe met 53%).
- Utrechters (61%) het meest plezier beleven aan zelf sporten (in tegenstelling tot het kijken/luisteren naar sport of het bezoeken van sportevenement) ten opzichte van Nederlanders gemiddeld (54%). Inwoners uit Groningen en Flevoland beleven relatief het minste plezier aan zelf sporten (48%).
- Wat betreft het voldoen aan de beweegrichtlijn komt Utrecht landelijk gezien op een tweede plaats (54%). In de provincies Noord-Holland en Overijssel ligt het percentage net iets hoger (55%). Gemiddeld voor Nederland is het percentage mensen dat aan de beweegnorm voldoet 52%. Het feit dat de sportdeelname binnen de provincie Utrecht zo hoog is, kan tegen de achtergrond van de bevolkingssamenstelling bezien worden. Belangrijk aspect daarbij is het opleidingsniveau; onderzoek laat zien dat er een positief verband is tussen hoogte van de opleiding en frequentie van sporten. Het opleidingsniveau van inwoners van de provincie Utrecht is gemiddeld het hoogst voor heel Nederland.
Bron: Staat van Utrecht (2020) Special ‘Gezond bewegen’.


Veel leden sportvereniging in Bunnik en De Bilt
Gemiddeld was in 2019 25% van de Nederlandse bevolking lid van een of meer van de 76 bij NOC*NSF aangesloten sportbonden. Dit komt neer op 4,3 miljoen mensen. Mensen met meerdere lidmaatschappen tellen maar één keer mee. In Bunnik en De Bilt zijn relatief veel inwoners lid van een sportvereniging (respectievelijk 36,1% en 34%). In Nieuwegein en Veenendaal zijn relatief weinig inwoners lid van een sportvereniging (respectievelijk 21,8% en 22,2%).
Bron: Sport op de kaart | Deelname | Lidmaatschappen sportvereniging | Volksgezondheidenzorg.info
Grote verschillen in aantallen sportaccomodaties per 10.000 inwoners
De dichtheid van sportaccommodaties is niet evenredig verdeeld. Nederland heeft in 2020 21,5 sportaccommodaties per 10.000 inwoners. Landelijk bezien is de dichtheid aan sportaccommodaties per 10.000 inwoners in plattelandsgemeenten het grootst. In stedelijke gebieden is de dichtheid relatief laag. In de provincie Utrecht zien we dat de dichtheid in Renswoude relatief hoog (38,5 per 10.000 inwoners) is en in Woudenberg (14,9), Utrecht (16.1), Nieuwegein (16,2) relatief laag.
Bron: Sport op de kaart | Deelname | Lidmaatschappen sportvereniging | Volksgezondheidenzorg.info
Databank
In de databank vindt u ondere andere de indicatoren:
- % actieve sporters
- % inwoners lid van sportvereniging
- Aantal sportaccomodaties per 10.000 inwoners
- Sportbondleden per gemeente